De negentiende eeuw bracht een hele reeks concerti voor piano of viool (en in mindere mate cello) voort maar concerti voor blazers blijven relatief zeldzaam in de romantiek. Concerti van grote componisten uit de barokke achttiende eeuw voor hobo, hoorn, trompet of traverso bijvoorbeeld zijn er genoeg maar in de negentiende eeuw moet men in het concertogenre bij mindere goden gaan kijken. De Zwitserse hoboïst Thomas Indermühl stelt vier concertante werken voor hobo en orkest van zulke kleine meesters voor.
Johann Nepomuk Hummel heeft enkele erg mooie werken geschreven, voor piano en orkest bijvoorbeeld of voor grotere kamermuziekbezetting (ook een septet met hobo onder meer) maar daarnaast mag hij ook een hele reeks verdienstelijke maar niet bijzonder memorabele werken op zijn conto schrijven. De 'Introductie, thema en variaties' voor hobo en orkest valt in die laatste categorie. De introductie begint dramatisch genoeg maar de variatiereeks (op een wat simplistisch melodietje) doet al gauw routineus aan. Hummel wordt wel eens "de laatste classicistische componist" genoemd en zijn muziek grijpt inderdaad vaak terug naar die van zijn leermeester Mozart. In deze vrolijke variaties is het echter vooral Rossini's invloed die zich doet gelden.
Bel canto, of vroegromantische opera in het algemeen blijkt trouwens een soort van stilistische rode draad te vormen doorheen de cd. Johann Wenzel Kalliwoda, een componist van Boheemse oorsprong is vandaag de dag grotendeels vergeten maar hij componeerde een verrassend mooi concertino voor hobo en orkest in F majeur dat sterk aan de romantische opera's van Carl Maria von Weber doet denken. De titel 'concertino' doet een uitsmijter zonder veel muzikale inhoud vermoeden maar dit concertino is een volwaardig solowerk, gevarieerd, origineel en knap georkestreerd, zij het dan een stuk van iets bescheidener lengte van de meeste negentiende-eeuwse concerti. Kalliwoda schrijft vlot voor hobo, zonder zichzelf in lege virtuositeit te verliezen en bezit een gift voor het uitdenken van mooie en vindingrijke melodietjes.
Ook het 'Konzertstück' van Julius Rietz blijkt een origineel en onderschat werk, met een sterke en sfeervolle orkestbegeleiding. Het Ests Nationaal orkest maakt zonder veel moeite sfeer in dit donker gekleurde werk en beschikt over knappe blazers die het warme klankpalet van de begeleiding vorm mogen geven. De cd sluit af met een concertino van de Duitse violist en componist Wilhelm Bernhardt Molique, een minder interessant werk misschien dan de voorgaande twee maar eentje dat dezelfde verzorgde, vlotte uitvoering meekrijgt. Vooral de finale doet echter wat teveel als een vingerstudie voor hobo aan dan als een echt muzikaal interessante beweging.
Thomas Indermühl bezit een verfijnde klank over het hele register van zijn instrument en kan zelfs de allerhoogste noten op zijn hobo doen zingen. De grootste bemerking bij deze uitvoering is dat vier romantische werken voor hobo niet op alle vlakken even gevarieerd zijn. Indermühls verzorgde, slanke klank komt wel eens wat vrijblijvend over, ondanks zijn muzikale hobospel en in de korte cadenza's in Rietz' 'Konzerstück' komt hij wat gehaast over. Maar dat neemt niet weg dat dit een aantrekkelijke cd blijft, met weinig gekende maar aangename en vaak verrassend mooie werken die men niet zo gemakkelijk op cd zal vinden en zeker niet alleen hoboïsten mogen aanspreken.
Meer over V/C
Verder bij Kwadratuur
Interessante links