De Italiaanse Cecilia Bartoli hoeft niet meer voorgesteld te worden: deze dame is zelfs bij de grootste klassieke-muziek-leek bekend. Met deze cd wou de diva duidelijk eens iets anders dan de zoveelste Rossini-plaat. Bij de opname maakt de luisteraar kennis met ongekende werken van barokcomponisten Händel, Scarlatti en Caldara, die allemaal, op een bepaald punt in hun carrière, in Rome actief zijn geweest. Hoewel de muziekkeuze de cd wat origineler maakt, is dit toch weer de zoveelste cd van Bartoli waar ze nog maar eens haar 'snelle loopjes'-kunst ten toon spreidt. De flexibiliteit waarmee ze die coloraturen zingt is bewonderenswaardig en door weinigen na te doen, maar toch stelt de cd een beetje teleur omdat het niet eens iets totaal anders is dan wat men van haar gewoon is.
Het openingsstuk ('All'arme sì accesi guerrieri' van Scarlatti) is zeer goed gekozen, het orkest van de Musiciens du Louvre zet meteen stevig en enthousiast in. Dat geeft Bartoli een extra duw in de rug om een zeer zelfzekere interpretatie neer te zetten. Heel de cd is een afwisseling (bijna clichématig) van snelle bravoure-aria's en trage, ingetogen zangstukken. Deze laatsten heeft Bartoli waarschijnlijk gekozen om net 'eens iets anders' te doen, maar hier valt ze eigenlijk een beetje door de mand: zwakkere technische aspecten en een nogal arme muzikale interpretatie maken van deze delen een vrij saaie bedoening. Gelukkig trekt Minkowski met de Musiciens du Louvre daar het niveau wat op door erg soepel te begeleiden en als één organisch geheel te klinken. De snellere en meer geëngageerde aria's liggen haar duidelijk beter. In 'Come nembo che fugge col vento' uit Händels Il Trionfo del Tempo zijn haar coloraturen waanzinnig goed (hoewel ze soms door onvoldoende controle wat hysterisch klinken). De afwisseling tussen de drie componisten (Händel, Scarlatti en Caldara) is mooi uitgebalanceerd. Händel herkent men makkelijk aan zijn unieke melodievoering en zijn typische orkestratie (groter orkest, stevige vioolpartijen, solistisch gebruik van bijvoorbeeld de hobo of trompetten). Scarlatti gebruikt dan weer meer theorbe en blokfluit (zoals de sopraninoblokfluit in 'Ecco negl'orti tuoi... Che dolce simpatia' uit Il Giardino di Rose). Cecilia Bartoli lijkt maar één expressiemiddel te kennen, en dat is de parlando-techniek met wat lucht op de stem. Hierdoor lijkt alles wat op elkaar: angst, opwinding, verdriet... Het is duidelijk dat coloraturen haar sterkste punt zijn. Het bekende 'Lascia ch'io pianga' van Händel mocht niet ontbreken op deze cd, maar wordt hier wel gezongen op een andere, oorspronkelijke tekst. Hier komt Bartoli enigszins verrassend uit de hoek, want ze doet het met veel lyriek, gevoel en smaakvolle versieringen. De vraag is dan: waarom kan dit niet over de hele cd?
Qua balans is de opname perfect, hoewel het toch te horen is dat Cecilia Bartoli niet echt het orkest kan overstemmen en dat dit dus artificieel aangepast is moeten worden. Waar veel geld in gestoken is, is de lay-out en inhoud van de cd-hoes. Een vertaling in drie talen van alle teksten, met uitleg over oorsprong van de stukken (waarvan sommigen voor het eerst opgenomen zijn) en prachtige foto's. Maar toch blijft het een nogal teleurstellend plaatje voor wie meer verwacht dan halsbrekende stemacrobatieën en daar doorheen kan kijken.
Meer over V/C
Verder bij Kwadratuur
Interessante links