Dat de muzikale kant van de familie Bach uitgebreid is, is een understatement. Echt gekend zijn, behalve uiteraard Johann Sebastian, maar een paar leden ervan: Carl Philipp Emanuel en met wat goede wil Wilhelm Friedemann. Net die minder bekende Bach's sieren de nieuwe cd van mezzo-sopraan Magdalena Koženà, met Johann Sebastian's cantate 'Vergnügte Ruh' als een ijkpunt.
Koženà en dirigent Reinhard Goebel openen de cd met de oudste: Johann Christophs 'Ach, dass ich Wassers g'nug hätte'. Dit is een prachtig lamento waarin de expressieve harmonieën en de gedurfde sprongen in de zanglijn opvallen. De begeleiding straalt aanvankelijk rust uit, met veel imitaties tussen de stemmen. De spanning wordt echter steeds maar verder opgebouwd, tot het beginthema terugkeert. Qua spanningsopbouw zitten Goebel en Koženà hier nog op dezelfde lijn, maar dat verdwijnt vanaf Conti's 'Languet anima mea'. Conti lijkt de vreemde eend in de Bach-bijt, maar Johann Sebastian maakte van deze cantate een transcriptie. Conti's stijl leunt dicht aan bij Johann Christophs lamento. Hij springt met zijn harmonieën bijna even expressief om, zij het dat de melodie iets "braver" is. Na een lange aria met soloviool eindigt zijn cantate met een razend virtuoos 'Alleluja', dat Koženà moeiteloos beheerst ondanks Goebels onmenselijke tempo. Goebel lijkt bovendien gefixeerd op het gepunt en agressief spelen, wat nog meer tot uiting komt in Johann Sebastians 'Vergnügte Ruh'. De eerste aria heeft een eenvoudig en herderlijk karakter waarbij hobo en viool met elkaar dialogeren. Daarboven illustreert de zanglijn de rust waarover de tekst het heeft: lange noten en rustige ritmiek. De niet bepaald zangersvriendelijke snelheid die Goebel het meegeeft doet echter alle rust verdwijnen. Ook de laatste aria lijdt hieronder: Bach schrijft naast de zangstem een virtuoze fluitpartij vol razendsnelle ritmen maar Goebels helse tempo maakt elke articulatie praktisch onmogelijk. Toch slaagt Koženà erin om haar lijnen prachtig te blijven uitzingen en de tekst steeds weer variatie te geven. In de recitatieven grijpt ze gelukkig de kans om het laken helemaal naar zich toe te trekken. Daar demonstreert ze haar tekstintelligentie door op de juiste plaatsen even meer tijd te nemen en alles de adem te geven die Bach vraagt. In de aria 'Bekennen wil ich seinen Namen' (ook van Johann Sebastian) wordt de zangeres enkel begeleid door 2 violen en basso continuo. Die begeleiding zit vol met imitaties. Ondanks Koženà's prachtige stem en intelligente stuwing komen die weer niet tot uiting door de agressieve articulatie in de strijkers. Tot slot bevat deze cd nog twee parels van pre-klassieke Bach's. Zowel Carl Philipp als Johann Christoph Friedrich leunen opvallend dicht aan bij wat Mozart en Haydn later zullen doen. De melodieën hebben een wat eenvoudiger karakter en er wordt in het orkest sterk met contrasten gespeeld. Eens te meer laat Koženà in beide werken haar ronde en volle mezzo horen en toont ze de doordachtheid en de verfijning die ontbreken in de begeleiding.
Jammer dat een zangeres van dit kaliber voor deze prachtige en voor het grootste deel onbekende muziek niet samengewerkt heeft met een muzikaler dirigent!
Meer over V/C
Verder bij Kwadratuur
Interessante links