EMI bouwt gestadig verder aan haar reeks rond de Roemeense dirigent Sergiu Celibidache. De laatste editie bevat enkele cd's met vocale werken waaronder deze cd met Italiaanse operaouvertures. Met opera had Celibidache een haat-liefdeverhouding. Er moesten volgens hem te veel compromissen gesloten worden ten nadele van de muziek. Desondanks integreerde hij af en toe ouvertures in zijn concertprogramma's.
Een aantal van de ouvertures op deze cd zijn bij tijd en wijlen al professioneel de nek werden omgewrongen. 'Guillaume Tell' en 'La Gazza Ladra', allebei werken van Rossini, zijn daar ideale voorbeelden van. De eerste staat vooral bekend om zijn snel galopritme, terwijl het marsmotief van de andere ouverture direct meebrulassociaties oproept. Hier wordt gelukkig bewezen dat Rossini meer is dan dat. Zo begint 'Guillaume Tell met een ijzingwekkend mooi gespeelde cellosolo, waarin alle melodische en harmonische kwaliteiten van Rossini naar voren komen. Deze passage wordt abrupt onderbroken door de trompet die het galopdeel aankondigt. Vanaf hier tot het einde scheppen Celibidache en zijn orkest een onwaarschijnlijke opbouw. Ze gaan onvervaard richting climax, maar zonder de zin voor detail te verliezen. Opbouw en zin voor detail kenmerken ook 'Gazza Ladra'. Na tromgeroffel opent deze ouverture dus met een marsthema in majeur. Compleet contrast schept Rossini met de mineurpassage die erna komt: snelle loopjes in de strijkers in een erg zachte dynamiek. Al gauw wordt van hieruit echter opnieuw een crescendo opgebouwd om te eindigen in vol orkest, met alle effecten erop en eraan. Dat is één van de elementen bij Rossini die na een tijdje kunnen vervelen: hij heeft enkele technieken om rechttoe rechtaan op effect te spelen. In alle vier de ouvertures zet hij wel ergens een ritmische perpetuum mobile in gang, en telkens komt aan het einde een forte-climax met groot orkest. Het zoeken naar effect maakt de orkestratie niet altijd even boeiend. Toch zijn de melodische kwaliteiten onmiskenbaar, en die worden ook ten volle benut door de uitvoerders. Na Rossini volgt de ouverture tot Verdi's 'La Forza del Destino'. Het kwaliteitsverschil tussen beiden valt onmiddellijk op. Verdi's orkestratie is zoveel rijker aan kleuren. Daarnaast haalt hij zonder effectenjagerij een ontzettende dramatische kracht uit eenvoudige motieven. 'La Forza del Destino' eindigt ook met een forte-climax, maar met één die eerder lijkt voor te komen uit een logische opbouw dan uit een compositietechniek. De laatste ouverture op de cd is 'Don Giovanni'. De dramatische mineur openingsakkoorden klonken zelden zo dreigend, en in de daaropvolgende loopjes krijgt elke 16de noot haar plaats in de spanningsopbouw. Zowel in het trage begin als in het allegro ligt het tempo in verhouding tot andere uitvoeringen tamelijk laag, maar alles zingt én klinkt ontzettend licht.
Ondanks dat hij nooit opera dirigeerde, toont Celibidache met deze ouvertures een ontzettend begrip voor dramatiek. Door zijn zin voor dynamiek en transparantie doet hij elke ouverture bijna als een verhaal op zich klinken, zonder zich ook maar één moment in gemakkelijke effecten te verliezen. Had hij maar zijn reserves tegen het uitvoeren van opera's opzij kunnen zetten...

Meer over V/C


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.