Het Koninklijk Concertgebouworkest presenteert hier vier nieuwe composities van hedendaagse componisten die het het afgelopen seizoen tijdens concerten gebracht heeft. Drie van die werken zijn wereldpremières die op verzoek van het orkest geschreven werden. Dirigent is de Duitser Markus Stenz, die als voormalig dirigent van onder meer de London Sinfonietta een aardige reputatie heeft opgebouwd als specialist van moderne muziek.
De Duitse componist Moritz Eggert is van vele markten thuis. Enerzijds is hij een volbloed hedendaags componist die zeven opera's op zijn palmares mag schrijven en als pianist voor het eerst het integrale oeuvre voor piano van zijn landgenoot Hans Werner Henze presenteerde. Anderzijds voelt hij zich ook uitstekend in lichtere genres muziek thuis, zoals het vijftien minuten lange 'Number 9 VI: a bigger splash', voor orkest en jazz combo aantoont. Eggert diepte uit de hele twintigste eeuw haast elke denkbare stijl op, van passages die recht uit Stravinskis 'Sacre du Printemps' hadden kunnen komen, tot swing- en filmmuziek en een slepende bluessolo op saxofoon in de trage middensectie. En toch doet dit werk verrassend compact en continu aan.
In vergelijking is Colin Matthews 'Turning Point', klassieker opgevat, dat wil zeggen meer conform de hedendaagse avant garde. 'Turning Point' valt uit elkaar in drie grote delen, twee razendsnelle en uiterst complexe secties gevolgd door een breed gesponnen epiloog. Matthews pointillistische benadering van zijn materiaal, zelfs in de brede slotpassages, vertalen zich in prominent slagwerk en gefragmenteerde melodieën en het spreekt in dirigent Markus Stenz' voordeel dat hij de aandacht van de luisteraar precies richt op wat belangrijk is in deze muziek.
Solist van dienst is hier de solist trombone van het concertgebouworkest Jörgen van Rijen, in het 'LIED' voor trombone en orkest van de Nederlander Theo Verbeij. Die titel mag letterlijk opgevat worden want de solist vertolkt de rol van – woordloze – zanger in een soort van vierdelige liedcyclus. Van Rijen zet een schitterende solopartij neer, muzikaal logisch, bij momenten verduiveld virtuoos, met enkele zuivere, extreem hoge passages en een slank en perfect gecontroleerd laag register. Hij domineert het orkest nergens overdreven en Verbeijs doorgaans lichte orkestratie stelt van Rijen in staat om zonder te forceren een heel soepele dialoog met de begeleiding aan te gaan.
Het weinig rooskleurige mensbeeld van de ook politiek actieve Duitse componist Detlev Glanert vindt uitdrukking in diens 'Theatrum Bestiarum', waarbij het aan de mensheid zelf is dat Glanert een spiegel voorhoudt: het 'beestentheater' is de menselijke beschaving zelf, en het liefst van al nog de groteske, sarcastische en donkerbruine kantjes ervan. Het Concertgebouworkest bijt zich met hoorbaar genoegen vast in alles wat grillig is aan deze muziek, of het nu de wilde uithalen zijn bij de blazers of een overdonderend orgel dat de hele rest van het orkest na tien minuten kabaal het zwijgen oplegt en een intieme elegie inleidt.
Dit zijn vier grondig verschillende maar boeiende nieuwe werken die het Concertgebouworkest hier voorstelt, vier composities die een knap overzicht geven van de veelzijdigheid van de hedendaagse klassieke muziek, van Eggerts swingende 'Number 9' of Glanerts wilde 'Theatrum Bestiarum' over de meer cerebrale muziek van Colin Matthews tot het net niet meer tonale maar daarom niet minder verstaanbare 'LIED' van Theo Verbeij. Zowel wat keuze van werken als de gedreven uitvoering betreft dus zeker een aanrader.
Meer over V/C
Verder bij Kwadratuur
Interessante links