Het Filharmonisch Orkest van Luik en de Franstalige Gemeenschap geeft op regelmatige basis erg verdienstelijke cd's uit. Het laatste telg uit de reeks is deze plaat met klarinetconcerto's van Mozart en Weber, met hun eigen eerste klarinettist Jean-Luc Votano als solist. Als toemaatje sluit Votano af met Rossini's 'Introduction, Thème & Variations': een virtuoos werkje, niet zonder Rossini's kenmerkende gevoel voor muzikale humor, dat de technische mogelijkheden van de klarinet tot het uiterste drijft.
Mozarts klarinetconcerto is gekend, het eerste van Weber (opus 73) veel minder. Beide werken vonden hun inspiratie bij een bepaalde muzikant, in het geval van Mozart de klarinettist Anton Stadler, een pionier van dit toen relatief nieuwe instrument. Bij Weber was dat Heinrich Bärmann, de eerste klarinettist van het hoforkest in München, waar Weber rond 1811 werkte. Terwijl Mozarts concerto in het laatste jaar van zijn leven werd geschreven en de bekroning vormt van zijn volwassen stijl, kijkt Webers muziek, met zijn stormachtige mineurtoonaard en grillige contrasten, vooruit naar de romantiek. Dit is nergens meer merkbaar dan in het eerste deel, waar het de klarinet te beurt valt om met een kalme openingsmelodie het orkest tot rust te brengen. Uit het trage deel spreekt dezelfde meditatieve geest als in het gekende trage deel uit het Mozartconcerto.
Votano toont dat hij zijn instrument meesterlijk beheerst in deze drie werken. Hij bezit een opvallend rijke hoogte, die steeds zijn warmte blijft behouden, en slaagt erin virtuoze figuraties, bij Weber of Rossini, moeiteloos en transparant te doen klinken. Bovendien schept hij ongelooflijk veel sfeer in het trage deel van Webers concerto, waar zowel solist als orkest bij momenten nagelbijtend stil durven te spelen. Doorheen dit hele concerto blijft de klarinet de stem van kalmte en rust, ook in de mineurpassages van het doorgaans opgewekte derde deel, boven een bij momenten onrustig en opgewonden orkest.
Wat het Mozart concerto betreft, het is ongetwijfeld een van de vaakst opgenomen werken van de componist, en je kunt je als luisteraar niet helemaal van de indruk ontdoen dat Votano erg zijn best doet om zijn versie 'anders' te doen klinken dan wat we gewoon zijn. Dit vertaalt zich in een rubato op bijna elke melodielijn, alsof elke frase en elk trekje iets speciaals, iets opmerkelijks moeten hebben. Dit stoort echter wat na een tijdje want zoals vaak geldt het oude gezegde 'overdaad schaadt'; een even degelijke, maar iets trouwere interpretatie had misschien beter geklonken. Het indrukwekkende staaltje 'zacht-spelen' bij de herhaling van het mooie thema uit het tweede deel past een beetje in dezelfde categorie. Hoewel solist en strijkers bijna in het niets verdwijnen, wat een knappe prestatie is, doet deze passage uiteindelijk weer wat artificieel aan, alsof men met dit stil spelen vooral wou laten horen waartoe men in staat is. De finale tot slot wordt tegen een erg gematigd tempo gespeeld, wat op zich niet slecht klinkt, maar waardoor het orkest soms wat zwaar overkomt.
Rossini daarentegen wordt heel vlot en opgewekt gespeeld, met Votano die hier zonder schroom met al zijn virtuositeit kan uitpakken en daarbij met verve door het orkest wordt begeleid. Votano haalt waar dat past behoorlijk wat Italiaanse opera-dramatiek naar boven, zoals in de voorlaatste variatie, een klagende mineurversie van het oorspronkelijke thema, die toch nooit helemaal serieus kan genomen worden. Een leuke afsluiter voor een op zich erg geslaagde cd, die toont dat het Orchestre Philharmonique de Liège beslist tot de betere orkesten van het land behoort. Alleen Mozart valt wat lichtjes uit de toon, maar dan vooral omdat het moeilijk is de vele goede opnames van dit werk te evenaren.
Meer over V/C
Verder bij Kwadratuur
Interessante links