Na hun afstuderen wacht vele jonge, getalenteerde muzikanten een verschrikkelijke keuze. Wat moeten ze immers maken van hun leven? De keuze voor een carrière als solovirtuoos is vaak niet evident, maar als lid vaan een strijktrio of –kwartet ligt dikwijls geen persoonlijke eer in het verschiet. Uiteraard zijn het Beaux Arts Trio of het Alban Berg kwartet de onomstreden grootsten in hun wereldje, maar de namen van de vier vaste leden kennen slechts enkelingen. Het Arcanto kwartet slaat echter een brug tussen beide "werelden". Cellist Jean-Guihen Queyras speelt immers de grote concerti samen met beroemde dirigenten, nam ook al de (solo) cello-suites van Bach op en heeft dus ook zijn zitje in dit kwartet. Hetzelfde geldt voor violist Daniel Sepec, die onlangs nog met Andreas Staier Schumann onder handen nam voor Harmonia Mundi. Antje Weithaas was afgelopen jaar nog te zien in deSingel met een Brahms-programma en ook altviolist Tabea Zimmerman denkt breder dan kamermuziek alleen.
Misschien is het de immense bagage van dit kwartet, dat het zijn uitzonderlijke kwaliteit geeft. Hun derde opname, na Bartók en Brahms gewijd aan drie even notoire figuren, is immers een schot pal in de roos. Het eerste 'Quatuor à cordes' is het vroege strijkkwartet van Claude Debussy (zijn enige werk met een opus-nummer, namelijk opus 10). De bekende thema's uit de verschillende delen behoeven eigenlijk geen introductie meer, denk maar aan de lyrische vioollijn uit het 'Andantino, doucement expressif', de vinnige start van het 'Animé et tres décidé' of de aanstekelijke dreiging van het 'Assez vif et bien rythmé'. Vervolgens is de meer abstracte muziek van Henri Dutilleux aan de beurt, een man die in tegenstelling tot Debussy en Ravel, zijn enige strijkkwartet pas rond zijn zestigste schreef. Ook Dutilleux schreef overigens maar één werk voor deze bezetting, wat een interessant contrast is met de Duitse componisten, die veel vaker terugvielen op deze bezetting. De Fransen benaderden de kamermuziek dus duidelijk met veel meer omzichtigheid, wat de stukken op deze cd een grotere bedachtzaamheid geeft dan de zonnige lyriek van hun Duitse tegenhangers.
Dutilleux concipieerde zijn strijkkwartet 'Ainsi la nuit' in zeven korte delen. Deze zijn complex en hypergelaagd, maar net zoals in het volledige oeuvre van de nog levende componist gaat er een immense warmte uit van de resonerende partijen. De manier waarop Dutilleux de muzikanten laat communiceren of samen toewerken naar een introvert culminatiepunt is magistraal, en in gevoel schatplichtig aan de dense harmonieën van bijvoorbeeld Olivier Messiaen. Met Maurice Ravel keert het Arcanto kwartet finaal echter terug van de fabelachtige reis in Dutilleux' land. Het enige strijkkwartet van Ravel is radicaler dan dat van Debussy, omdat het minder de romantische paden bewandelt waar Debussy nog mee in het achterhoofd zat. Anderzijds kiest Ravel nog steeds voor een heel transparante vorm, waar hij dan zijn zigeunerachtige akkoorden en ideeën quasi onschuldig doorheen weeft. Een enorme technische bagage én het vermogen om snel om te schakelen tussen verschillende sferen, dat is wat een goeie interpretatie van dit werk vereist. Moet het nog gezegd dat de vier meesters van dit kwartet uiteraard over alle kwaliteiten beschikken?
De superbe geluidskwaliteit, de goeie uitleg in het boekje en de bescheidenheid van de uitgave in zijn totaliteit, maken van de derde cd van het Arcanto kwartet alweer en lust voor het oor en voor het oog. Ondanks hun drukke agenda's hebben alle muzikanten dit repertoire volledig en tot de bodem uitgespit, wat ongeëvenaarde lezingen geeft van drie van de mooiste werken uit het omvangrijke kamermuziekrepertoire. Geen krachtige macho-uitvoeringen à la het Belcea String Quartet, maar de ultieme fijngevoeligheid en de allergrootste melancholie in muziek die zindert van sferen. De ideale manier kortom om met dit repertoire om te gaan. Simply brilliant.