Hoewel niet de grootste naam uit de geschiedenis, mogen muziekencyclopedieën waarin zijn naam ontbreekt gelijk naar de prullenbak worden verwezen. Christoph Willibald Gluck is immers iemand die zich op gebied van de opera meer dan verdienstelijk heeft gemaakt, en wel door het genre te proberen herdefiniëren als een medium dat zich niet in franjes mocht verliezen. Hij bracht zijn partituren terug tot eenvoudige, maar hoog dramatische werkstukjes: met beperkte middelen veel effect creëren zou een van zijn handelsmerken kunnen genoemd worden. Dat "less is more"-principe leek Marie-Nicole Lemieux een uitdaging. Zij is het typevoorbeeld van een zangeres wiens carrière definitief gelanceerd geraakte dankzij de Koningin Elisabethwedstrijd, waar ze op zowel bijval van publiek als jury kon rekenen. Haar dramatische contra-alt verweeft ze hier met strijkers en blazers van Les Violons du Roy: een ensemble gespecialiseerd in oude muziek. Hoewel hun dagelijkse bezigheid zich situeert in antieke sferen, spelen ze niet op authentieke instrumenten. Naadloos sluit dat aan op hoe Lemieux' het repertoire benadert, namelijk met een op en top hedendaags inlevingsvermogen. Haar dramatische timbre heeft niets versleten of ouderwets, zonder dat ze evenwel in soapachtige overdrijvingen moet vervallen om haar lezingen aannemelijk te maken.
Een evenwichtig programma samenstellen is in dit repertoire geen vanzelfsprekend gegeven. Het is voor solisten gemakkelijk scoren met klassiekers, maar Lemieux beperkt zich wat dat betreft tot fragmenten uit Mozarts 'La Clemenza di Tito' en 'Le Nozze di Figaro'. Evenzeer behorend tot de canon zijn Glucks 'Iphigénie en Aulide' en 'Orfeo et Eurydice'. Fragmenten Haydn, Graun en obscure Mozart-stukken vervolledigen het plaatje en zorgen voor een afwisselende tracklist, waarin nooit echt een gevoel van gewenning ontstaat. Weliswaar spelen daar ook de bedoelingen van de contra-alt in mee: de gekende stukken benadert ze niet alsof ze muzikaal gemeengoed zijn, terwijl de minder gezongen delen uit haar mond vertrouwd klinken. Wie op die manier met muziek kan omgaan, moet wel een groot muzikant zijn – alles in Lemieux' aanpak wijst ook in die richting.
Toch heeft een opname als deze ook haar beperkingen. Zo laat de vocaliste niet toe dat de muziek naar een emotioneel dieptepunt zakt. Qua register blijft Lemieux immers consequent hangen in verontwaardiging en spatjes verdriet. De tranerige, diep-melancholische momenten knipte ze zorgvuldig weg, en wat overblijft is weliswaar muziek die haar enorm goed ligt, maar waarin verschillende gevoelens pertinent afwezig zijn. Mooi is dan weer dat Lemieux ruimte laat voor het orkest, dat de ouverture tot 'Mitridate, Re di Ponto' vertolkt. De uitvoering van Les Violons du Roy mist daarin misschien wel het gevoel van een Mozart onder hoogspanning, maar nog steeds is het effect in zekere mate begeesterend.
Bovenal lijkt het Canadese ensemble echter gemaakt om Lemieux te begeleiden. Nieuwsgierig luistert Barokspecialist Bernard Labadie naar de zachte manier waarop de vocaliste in haar karakters binnenglijdt. Les Violons du Roy zijn onder de sturende hand van Labadie telkens weer een dramatische omkadering voor Lemieux' gefladder in majeur en mineur toonaarden. Niet het orkest met de grootste persoonlijkheid, maar een getrouwe partner in repertoire dat zelden op zo'n evenwichtige manier wordt samengebracht.