Het verhaal achter Beethovens laatste grote pianowerk, de Diabelli Variaties, is al vaak verteld. Uitgever Anton Diabelli stuurde in 1819 een thema naar vijftig verschillende componisten – een allegaartje van volleerde musici tot regelrechte dilettanten – met de vraag of ze er een korte variatie op wilden schrijven. Die vijftig inzendingen zouden dan worden uitgegeven in een variatieboek. Interessant was dat Diabelli had gevraagd de inzendingen qua lengte te beperken tot de ruimte die hij zelf had voorzien – dit om alle medewerkers een evenwaardige plaats in het geheel te verlenen. Genieën als Franz Liszt, Franz Schubert en Carl Czerny namen deel, alsook ene Ludwig van Beethoven. Diens kopij liet echter op zich wachten tot 1823, want pas na het voltooien van zijn 'Missa Solemnis' voleindigde de man de partituur (onaanzienlijk veel uitgebreider dan Diabelli had voorzien) waar hij in 1819 aan begonnen was. Drieëndertig variaties diende Beethoven uiteindelijk in, waarbij het Diabelli's materiaal van bij het begin ridiculiseert, om het vervolgens systematisch te ontleden en te onthullen als de som van een aantal in de kern hoogste banale afzonderlijke delen. Muziekhistorici zagen de 'Diabelli Variaties' later als een soort wraak van Beethoven op de uitgever die hij een sonate voor pianovierhandig beloofd had – een werk dat de componist nooit zou schrijven. Toch doet men Beethoven te kort door alleen de humor van de variatiecyclus te willen inzien. De vindingrijkheid waarmee de man, zijn tijd alweer ver vooruit, het materiaal benadert en verwerkt, maken dit immers tot een van de grootste meesterwerken die Beethoven naliet.
In het cd-boekje bij deze nieuwe opname wordt beweerd dat de Diabellivariaties nog altijd negatief gepercipieerd worden door een groot deel van het publiek. Hoewel dit inderdaad moeilijke muziek is (in de diepte althans, want de oppervlaktestructuur kan zelfs een lekenpubliek vrij goed volgen), stromen concertzalen niet zelden vol als deze partituur op de pupiter staat. De ernst waarmee Staier zich op het werk heeft gestort, alsof hij een vergeten meesterwerk in ere moet herstellen, is dus wat misplaatst. Toch is Staier iemand die er in slaagt om in deze muziek, via dewelke tal van grote solisten al hun zegje hebben gedaan, nieuwe klankmaterie bloot te leggen. Staier doet dat zelfs op behoorlijk extreme wijze. Hij neemt weliswaar een authentiek instrument ter hand, die hem eigenlijk beperkt in zijn virtuoze mogelijkheden. Alle argumenten voor de historische uitvoeringspraktijk ten spijt, zijn het eigenlijk slechts enkelingen die dit werk zoals toen willen uitvoeren. Overigens werden de Diabellivariaties tijdens het leven van Beethoven waarschijnlijk nooit in hun totaliteit opgevoerd. Toen solist Hans von Bülow pas een generatie later het werk in zijn repertoire opnam, waren de technische mogelijkheden van de piano immers al danig verder ontwikkeld. Hoe het ook zij: Staier meent redenen te zien waarom een fortepiano de klus even goed kan klaren. Qua virtuositeit wordt algauw duidelijk dat de solist met zijn nagebouwde Conrad Graf uitstekend uit de voeten kan, en de extra interpretatieve mogelijkheden zijn spek naar Staiers bek. Hij plaatst doodernstig enorme accenten in de partituur, waardoor het de eerste keer behoorlijk schrikken is voor wie hoort hoe radicaal hier met basnoten of pedaalwerk wordt omgesprongen. Is dit ernst of scherts? Een combinatie van beide, die de opname telkens weer spannend houdt tot het einde, ondanks de wat mindere sonoriteit van het instrument waarop Staier speelt.
Voor de aardigheid voegde de interpreet overigens nog wat andere inzendingen toe, voorafgaand aan Beethoven, kortom bij wijze van luchtige opwarmer. Een grote meerwaarde bieden zij niet echt, en Staier is niet de eerste die op het idee kwam. Een aantal jaar terug deed Jan Michiels bijvoorbeeld hetzelfde bij zijn opname voor Audiomax. Echter is de variatie die Staier zelf durft toevoegen aan de cyclus, een teken aan de wand: de man heeft lef, en gelooft dat het verhaal van dit repertoire nog moet groeien. Aan de hand van deze cd kan dat zeker, en op pianoforte is dit naar alle waarschijnlijkheid een referentie-opname, maar wie nog vertrouwd moet geraken met dit werk: weet dat Staier de extremen aftast, in muziek die op een hedendaagse vleugel vaak milder en toegankelijker klinkt dan hier.