Er is heel wat Facebookliefde voor The Antler King, die bestaat uit het creatieve duo Esther Lybeert en Maarten Flamand (niet toevallig als koppel ook gehuwd). De alternatieve maar ook zachtaardige uitstraling van de band zorgt, in combinatie met een stevige creativiteit en grootmoedige allures, voor een spontane populariteit. Een en ander heeft ook te maken met tweede studioplaat ‘Patterns’ waarop zowel een lieflijk als een uitdagend karakter aanwezig zijn.
The Antler King staat voor gevoelsgeladen folkpop die het kampvuurstadium al lang gepasseerd is. De ene keer met rotsvaste melodieën, de andere keer met een haast meelijwekkende broosheid: tien keer op rij weet de band de luisteraar naar de keel te grijpen. Dat hoeft niet met opmerkelijke instrumenten of studiotechnieken te gebeuren. De grote troef van The Antler King is zichzelf blijven in sterke songs.
De vrolijke zomersingle ‘Gold Red Circles’ gaf alvast de toon aan. Het nummer cirkelt eerst wat mysterieus rond, maar bloeit spoedig met schouderwiegende ritmes op tot een volks meezing-anthem (“Sun comes up, sun comes up, waiting for moonrise”). Zang staat overigens centraal op deze plaat, die zowel heerlijk intieme fluistermomenten (‘Chain of Memory Lane’) als een mooi uitgebalanceerde tweestemmigheid (‘Never Come Back’) herbergt. Opvallend is hoe de stem van Esther telkens een ander karakter aangemeten krijgt. De aanvankelijk wat akelige titeltrack die in een wavesfeertje baadt, is voorzien van ontdubbelde fluisterzang en lijkt daardoor wel op een wiccabezwering. In het opgewerkte, folky ‘It Ain’t Mine’ met zijn dansbare ondertoets, is een opvallende gelijkenis met Madonna ten tijde van haar ‘Ray of Light’ plaat merkbaar: ijl en verheven.
Spaarzame maar welgeplaatste arrangementen bouwen mee aan sfeer en beleving. Dat vertaalt zich in dromerig, akoestisch gitaarspel, duister zwevend met een mystieke psychedelica en voorzichtig schuifelend in ritmiek. Uitzondering vormt het opzichtige, sexy ’14:48’ met stevig swingende basgrooves en toetspatronen die in een club thuis horen. De lange instrumentale introductie die zelfs een surfsfeertje verbergt, mondt uit in een heerlijk vertroebelende cocktail waarin de stem van de frontdame volledig in vermixt zit.
Vrolijk klinkt ‘Patterns’ niet echt. Intrigerend en filmisch dan weer wel. Dit is een plaat met veel verschillende gezichten, waaruit langzaam maar zeker de identiteit van The Antler King naar voren komt. Een identiteit die blijkbaar stoot op een blijvende zoektocht, want het duo zou na het nodige musiceerwerk in 2012 resoluut opnieuw begonnen zijn en verschuilt zich ook nu nog achter een bonte hoes met veel kleurpatronen -vandaar allicht de titel- en een verborgen track. Los daarvan is dit een mooi sfeerwerkje.