Als muziekdirecteur van de vijf grootste kerken in Hamburg, was Georg Philipp Telemann (1681-1767) verplicht om jaarlijks een passie, een muzikale zetting van het lijdensverhaal van Jezus Christus te componeren. Die verplichting resulteerde in tweeëntwintig passies, die elk jaar de tekst van een van de vier evangelies moesten volgen. Zo bestaan er dus ook meerdere ‘Lukaspassionen’ die van Telemanns hand zijn. De huidige opname is er een van de ‘Lukaspassion’ die Telemann in 1748 componeerde. Het is een van de laatste werken in het genre die de achttiende eeuw voortbracht en heeft op muzikaal vlak meer gemeen met de rococostijl van het midden van de eeuw dan met de hoogbarok van bijvoorbeeld Telemanns tijdgenoot Johann Sebastian Bach.
Telemanns passie mag dan niet de diepgang hebben van Bachs twee passies (maar welke werken kunnen daarmee evenaren?) maar de ‘Lukas Passion’ bevat genoeg mooie momenten om een opname te rechtvaardigen. De zachtaardige sopraanaria ‘Du, Jesus, siehst in diesem Freunde’ toont Telemanns talent in het vinden van mooie melodietjes en illustreert hoe sterk deze muziek al naar de meer directe, eenvoudigere stijl van de late achttiende eeuw neigt. Vol compassie klinkt ook de aria ‘Seht Petrum sich voll Schmerz und Tränen’, een eenvoudig lied-met-begeleiding dat zo uit een opera van Hasse of Händel had kunnen komen.
Een passie is een meer contemplatief genre dan een wereldse opera maar Telemanns ervaring met dat laatste genre steekt maar al te vaak weer de kop op. Enkele recitatieven worden hier zelfs zo sterk en dramatisch gearticuleerd dat ze naar de twintigste-eeuwse ‘sprechstimme’-stijl toe neigen. Het moment waarop Jezus sterft is muzikaal niet zo frappant als bijvoorbeeld bij Bach maar in zijn op opera geënte interpretatie van zulke dramatische momenten zorgen dirigent Hermann Max en de muzikanten van das Kleine Konzert toch voor heel wat sfeer.
Bij de vocale solisten klinkt sopraan Veronika Winter soms weer wat minder, vanwege de vaak harde manier waarop ze hoge en lange noten aanhoudt. Dat valt sterk op want deze passie bevat hoofdzakelijk sopraanaria’s. Matthias Vieweg, die de basaria’s voor zijn rekening neemt is in dat opzicht aangenamer om te beluisteren, al is hij niet overdreven duidelijk op snelle loopjes, iets wat de aria ‘Ihr sollt ihn sehn als Gottes Sohn’ wat jammerlijk laat horen. Alt Anne Bierwirth zingt verzorgd en sierlijk maar ook wat afgevlakt, alsof het zonder-vibrato-zingen dat in barokmuziek een must is, haar een constante moeite vergt.
Het koor verdient echter de meest positieve vermelding, vanwege de sfeervolle manier waarop het de korte koralen verzorgt. Die koralen dienen als momenten van reflectie die de verschillende episodes uit het passieverhaal van elkaar scheiden. Als dusdanig zijn het natuurlijk nooit echte gloriemomenten voor het koor maar de Rheinische Kantorei heeft aan een enkele akkoordwisseling of een enkele beeldspraak in de tekst genoeg om precies de juiste sfeer neer te zetten. Hoewel grote koorpassages veelal afwezig blijven, is het koor toch onontbeerlijk doordat het op de zangers inpikt, commentaar geeft op het passieverhaal of recitatieven in dialoogvorm opvrolijkt. Het vergt allemaal een strikt precieze uitvoering, die voor de Rheinische Kantorei als vanzelf komt.
Een louterende ervaring, zoals de passies van Johann Sebastian Bach dat zijn, is Telemanns passie niet echt. Het is wel een afwisselend werk met echo’s uit de achttiende-eeuwse opera en dus zeker een opname waardig. Het grootste pluspunt van de huidige uitvoering zijn echter niet de vocale solisten, die een degelijke maar minder memorabele prestatie neerzetten, maar wel het koor en orkest, die onder de leiding van dirigent Hermann Max deze passie van draagkracht en dramatiek voorzien.