Precies tien jaar na hun eerste samenwerking brengt het Roemeense Taraf De Haïdouks ofte “Orkest van de Eerbiedwaardige Rovers” en het Macedonische Kočani Orkestar het resultaat van hun tweede, verregaander krachtenbundeling uit. De Roemenen met hun lyrische volksmuziek, opgehangen aan zangerige violen en zwierige accordeons, hebben muzikaal op het eerste zicht weinig gemeen met de Macedonische dreun die Kočani Orkestar heet. Die is namelijk gespecialiseerd in beukende koperblazers en opzwepende percussie. De complementariteit van beide formaties, beide met de wortels in de volksmuziek uit de Balkan en Turkijke, wordt overtuigend aangetoond door dit album, opgenomen in de AB.
Deze plaat biedt een aantrekkelijke mix van zuivere pret en meer complexe traditionele muziek. ‘I Am a Gigolo’ opent met de typische Taraf-sound. Accordeon, bas en cymbalom leggen een groove, waardoor een swingende viool en een landelijk fluitje versieringen weven. De zanger is al een flinke minuut bezig, wanneer het Kočani Orkestar met zijn vier tuba’s voor het eerst de schouders onder het woordeloos refrein zet. Gecombineerd met het gestaag oplopend tempo staat dit garant voor een nummer dat van uitbundige climax naar uitbundige climax draaft.
Taraf De Haïdouks is een formatie die van generatie op generatie behouden wordt. Drie van de oudste leden zijn inmiddels overleden, maar nog steeds tellen de rovers enkele eerbiedwaardige ouden in hun rangen. Wanneer het gebroken stemgeluid van nestor Paul Giuclea ‘Mandrulita Mea’ inzet, lijkt een tragische, emotionele ballade pur sang in de maak. Dan slaat het nummer plots om in een opgewonden, springerige dans, waarin Giuclea zich ontpopt tot een zeker zo energieke lolbroek als zijn begeleiders. Ontroering en feestvreugde gaan hier perfect hand in hand, en enkel de hoorbare levenservaring van de knar kan de twee verenigen.
Huwelijksdans ‘Dikhél Khelél’ is een heel ander paar mouwen. Een hypnotisch, repetitief klanktapijt van koper, cimbalom en percussie is hier de achtergrond voor een lange, virtuoze klarinetsolo van de Bulgaar Filip Simeonov. Met huilende, vreemde toonladders en een steeds wederkerend grondmotief bezweert hij de dansers tot de trance erop volgt.
Het gecombineerde geluid van de zevenentwintig muzikanten is soms zo overdadig dat het geheel wat rommelig gaat klinken. Niettemin is de coördinatie meer dan behoorlijk, getuige de passages met perfect unisono spel van verschillende instrumenten, de plotse stops en de ettelijke tempowijzigingen die zonder moeite collectief genomen worden.
Hoewel allicht niet te vergelijken met een live deelname, spatten energie, levenslust en grenzeloos spelplezier van deze feestelijke plaat af.