Zeker sinds haar opname van Richard Wagners 'Tristan und Isolde', waarin ze schittert aan de zijde van supertenor Plácido Domingo, is de Zweedse sopraan Nina Stemme een klinkende naam in de operawereld. Vooral haar vertolkingen van het Duitse romantische repertoire – onder andere Richard Strauss en Richard Wagner – worden quasi unaniem de hemel in geprezen. Op haar meest recente cd, gewijd aan muziek van Strauss, krijgt Stemme het gezelschap van het orkest van de Londense Covent Garden, dat geleid wordt door de vroegere chefdirigent van de Brusselse Munt, Antonio Pappano.
De 'Vier Letzte Lieder' – die overigens nooit als cyclus bedoeld waren – werden voltooid in 1948. De uitgesponnen lyriek waarmee Strauss in deze liederen schildert, stelt Nina Stemme nooit voor problemen. Met een indrukwekkende beheersing en een ook in de zachtste pianissimi perfect gefocuste stem dialogeert ze in 'Beim Schlafengehen' met vioolsolist Peter Manning of laat ze zich meedrijven op de warme orkestklanken van 'Im Abendrot'. In al haar subtiliteit sluit ze perfect aan bij het kleurrijke tapijt dat door Pappano en zijn orkest wordt gecreëerd. Ook in de lange finale van de opera 'Capriccio' (1940-41) betoveren orkest en dirigent met een ongebreidelde diversiteit aan kleuren. In deze monoloog bezingt gravin Madeleine haar twijfel over het centrale thema van 'Capriccio': is in een opera de tekst dan wel de muziek belangrijker. Een korte maar passievolle orkestrale nocturne, waarin Strauss de strijkers een belangrijke rol toebedeelt, leidt deze scène in. Begint de monoloog nog in een bijna recitatiefstijl, dan gooit Strauss algauw zijn uitbundige, laatromantische kaarten op tafel. Breedvoerige lyriek en rijke, expressieve harmonieën creëren een meeslepende, donkere spanning, die pas zijn rust vindt wanneer de dienaar van de gravin het diner komt aankondigen. Net als in de 'Vier Letzte Lieder' verbluft Stemme door haar eindeloos legato en de warmte die haar stem in alle registers behoudt. In de finale van 'Salome' (1903-05) – Strauss' meest expressionistische opera – is dit laatste geen evidentie, maar ook daar lukt het haar. Tijdens dit slot speelt prinses Salome een erotisch spel met het hoofd van Johannes de Doper, die haar bij het begin van de opera had afgewezen. De Strauss die hier zijn orkest laat uitbarsten en volop op zoek is naar nieuwe kleuren – soms tot op de rand van de tonaliteit – contrasteert sterk met de meer bezadigde lyricus van 'Capriccio' of de 'Vier Letzte Lieder'. Dankzij haar krachtige vertolking overtuigt Nina Stemme als een Salome die totaal naar de waanzin is afgegleden. Haar uiterst gefocuste stem heeft nooit problemen om zich te meten met het indrukwekkend musicerende orkest van de Covent Garden. Dit is vanzelfsprekend ook te danken aan Antonio Pappano, die nooit in de val van bombast trapt.
Deze Strauss-cd is zonder enige twijfel een aanrader. Met een intelligent samengesteld programma demonstreert Nina Stemme dat ze in dit repertoire tot de absolute top hoort. Reken daarbij de subtiele, zangersvriendelijke directie van Antonio Pappano, en er ontstaat een cd die menig melomaan in zijn kast zal willen hebben!
Meer over Strauss, Richard
Verder bij Kwadratuur
Interessante links