Voor het aan de muziekafdeling van de PHL ontstane Statue werd 2011 een belangrijk jaar. De band kwam als winnaar uit de bus bij de Maanrockrally en Jong Muziek van Theater Aan Zee en speelde de finale van Limbomania: altijd mooi als erkenning, zeker voor een band die met vijf gitaren, bas en drums en zonder vocalist resoluut kiest voor een instrumentale sound.
Dat met zo’n rijke bezetting het geluid van de titelloze debuutplaat al eens de kant van de postrock opwaait, kan moeilijk verbazen. Zeker in opener ‘Noa’ wordt het geluid laagje per laagje opgebouwd, waarbij de bouwsteentjes opvallend klein zijn, maar wel strak en afgelijnd geplaatst worden. Demonstratief technisch wordt Statue echter nooit. Tempo- en metrumveranderingen worden zorgvuldig gedoseerd en putten de luisteraar niet uit. De groep moet niet zo nodig aan de slag met de meest onmogelijke maatsoorten, waardoor de muziek op haar eigen manier toegankelijk en herkenbaar klinkt, al blijven refreinen doorgaans veilig achter slot en grendel.
Naar het einde van de nummers wordt er al eens een tandje bijgestoken. Dreunende metalakkoorden en donkere riffs maken het soortelijk gewicht van de band dan net iets zwaarder, zonder meteen gitzwart te worden, zelfs niet in ‘7!D’ waar Statue met een trage groove en repetitieve partijen klinkt als een pocketversie van Neurosis, zij het dan zonder misantropische bijsmaak.
Binnen het instrumentale kader lijkt hel wel alsof de groep voor elke song een nieuwe gedaante wil uitproberen. ‘Tonidrome’ klinkt als een schimmenspel met melodisch materiaal dat gevangen blijft onder gekraak en noise terwijl ‘A New Sun’ haast romantisch aandoet met de mooi ontwikkelende meerstemmigheid die het nummer traag als een waaier doet openvouwen.
Uitgesproken eclectisch wordt het opzet in ‘Texan Haybomb’ en ‘Body Massage Machine’. Het eerste stuk zet in met rootsachtig getokkel, een effect dat nog versterkt wordt door het doffe monogeluid dat later helder in stereo overgaat. Zo belandt Statue in huppelend, haast poppy vaarwater dat later doorschiet richting disco, waarna de groep vervaarlijk dicht tegen Battles’ ‘Atlas’ gaat aanschuren.
In ‘Body Massage Machine’ gaat de band nog een beetje verder. Waar de verschillende lijnen aanvankelijk ingenieus naast en boven elkaar geplaatst worden, laat de muziek daarna een stevige scheut zelfrelativering horen met een wals en een kaboutermars alvorens opnieuw het metalige, drammende geluid opgezocht wordt.
Ambitie heeft Statue genoeg, al is op dit debuut ook nog te horen dat de band aan het begin van de weg staat. Hier en daar klinkt de muziek nog net iets te veel volgens het (weliswaar niet doordeweekse) boekje, mist het drumgeluid wat punch of vormen de contrasterende delen van de songs nog geen mooi geheel. Het zoeken en proberen maakt ‘Statue’ echter tot een boeiendere cd dan de vele albums waarop “professionalisme” verward wordt met het verdunnen van muziek tot een gevaarloze middenweg.