Het gros van de composities van Sergei Rachmaninoff werd geschreven voor hij in 1917 de Russische Revolutie ontvluchtte en zijn heil zocht in Frankrijk en later in Amerika als concertpianist. Vandaag de dag vertegenwoordigen zijn pianowerken echter bovenal het summum van pianistieke virtuositeit en is Rachmaninoff als vernieuwer in de vroeg-twintigste eeuwse muziek wat vergeten. Deze cd stelt de componist in een ander daglicht, als inventief componist voor wie de piano, en ook de pianistieke virtuositeit, niet meer dan middelen waren in een zoektocht naar nieuwe klankkleuren. Jos van Immerseel en zijn vaste pianopartner Claire Chevallier presenteren muziek geschreven tussen 1893 en 1901 door een jonge Rachmaninoff: twee suites voor twee piano's en zes stukken op.11 voor vierhandige piano.
Ook deze cd blinkt weer uit door de ongelooflijke sterke ritmische precisie waarmee Rachmaninoffs muziek uitgevoerd wordt. Van Immerseel en Claire Chevallier zitten rug aan rug, met hun instrumenten op dezelfde lijn geplaatst. Dit zorgt voor een goed geolied, strak samenspel. Beide pianisten kiezen ervoor om deze muziek boven alles zo transparant en precies mogelijk te houden en het resultaat is pianomuziek van Rachmanonoff die zelden echt typisch 'romantisch' klinkt. Een erg vrije rubato komt zelden voor, en van Immerseel en Chevallier beperken het pedaalgebruik smaakvol zodat de muziek zijn helderheid niet verliest. Bovendien klinken de Erard concertvleugels waarop beide spelen, droog genoeg om elke afzonderlijke noot verstaanbaar te houden, in stille maar vooral in luide overweldigende passages. Zo blijft het 'Pâques' uit de eerste suite, met zijn hamerende en haast obsessieve ritmes toch steeds verstaanbaar klinken, ook in de bassen, net als de wervelende finale uit de tweede suite, een virtuose Italiaanse 'Tarantella'. Niet zelden toveren beide muzikanten een bijzonder lichte klank uit hun instrumenten, die de zweverige toon van Debussy's pianomuziek voor de geest haalt, zoals in de intieme 'Barcarolle' waarmee de eerste suite opent.
Bovendien wordt, door aandacht te richten op Rachmaninoffs vroege composities, het vernieuwende karakter van zijn muziek snel duidelijk. De slaande obstinaat ritmes in 'Pâques', uit 1893, doen verbeten en bijna expressionistisch aan, terwijl de gedurfde harmonieën en plotse sfeerveranderingen in delen als het 'Scherzo' uit de 'Zes Stukken', die het jaar erna geschreven werden, soms meer aan Debussy of Ravel dan aan Russische meesters als Rimsky-Korsakov of Borodin doen denken.
Een dergelijk droge, transparante Rachmaninoff, zonder 'prima-donna' allures zal misschien niet bij iedereen in de smaak vallen, want de ritmisch precieze aanpak van beide muzikanten staat ver verwijderd van de grootste concertuitvoeringen die we van Rachmaninoffs concerti kennen. Toch kun je niet ontkennen dat dit een erg knappe cd is geworden, die Rachmanoffs eigen lichte, ritmische manier van spelen eer aandoet en die, net door de uitvoering minder te focussen op diens duizelingswekkende pianistieke virtuositeit, voldoende aandacht weet te schenken aan Rachmaninoff als - verrassend originele – componist.
Meer over Sergei Rachmaninoff
Verder bij Kwadratuur
Interessante links