Centraal in het oeuvre van Heinrich Schütz staan zijn ‘Musikalische Exequien’, een driedelige requiemcompositie die Schütz in 1636 componeerde voor de begrafenis van zijn broodheer Heinrich Posthumus Graf von Reuss. De ‘Musikalische Exequien’ vormen een soort van Gesammtkunstwerk avant-la-lettre. Het was opgezet als het muzikale equivalent van de rijkelijk versierde doodskist die Reuss had laten maken, op zichzelf al een magnifiek voorbeeld van barokke pracht en praal. Door kunstwerken te bestellen van gerenommeerde kunstenaars in verschillende disciplines plande Reuss zijn eigen begrafenis zonder weerga. De drie secties van de ‘Exequien’ hebben dan ook alle drie een vast omlijnde functie in de eredienst waarvoor ze geschreven zijn: een eerste sectie weerklonk als de congregatie zijn plaats innam, een tweede sluit aan bij de preek terwijl de slotsectie gezongen werd wanneer de mensenmassa de kerk verliet.

Samen met deze ‘Musikalische Exequien’ zong het Dresdner Kammerchor nog enkele losse motetten van Schütz in, die allemaal dezelfde thematiek van sterven, verlies en treurnis met elkaar delen. Vele van die motetten zijn overigens nog nooit op cd gezet. Tegenover de machtige indruk die de ‘Musikalische Exequien’ achterlaten, staan dus kortere werkjes, die erg gevarieerd zijn wat aantal stemmen, stijl en karakter betreft.

De verschillende functies van de drie delen van de ‘Musikalische Exequien’ worden goed in de verf gezet. Zo eindigt het tweede deel op een grandioze manier, die maximaal gebruik maakt van de relatief grote bezetting van het Dresdner Kammerchor. Het is dan ook zowel het hoogtepunt van de ‘Exequien’ als een soort van bekrachtiging van de tekst en inhoud van de begrafenisdienst waarvoor de ‘Exequien’ oorspronkelijk geschreven werden. Het laatste deel krijgt dan weer iets slepend over zich, een uitvoering die schetst hoe de ziel van de overleden graaf Reuss ter hemel stijgt – en terloops ook uitbeeldt hoe de lijkkist de kerk wordt uitgedragen, naar zijn laatste rustplaats.

De overige stukken waarmee deze plaat opgevuld werd, zijn niet allemaal zo zwaarwichtig als de ‘Musikalische Exequien’, al delen ze natuurlijk dezelfde begrafenisthematiek. De elegie ‘Grimmige Gruft’ klinkt bijvoorbeeld helemaal niet zo donker als de titel doet vermoeden, en dat komt voornamelijk dankzij de heldere sopraanstem van Dorothee Mields, die dit eenstemmige werk van een transparante en goed verstaanbare interpretatie voorziet.

Een prachtig voorbeeld van imitatie tussen de verschillende koorstemmen is dan weer het motet ‘Gutes und Barmherzigheit’, een gelegenheidswerk dat Schütz in 1625 componeerde voor collega componist Jacob Schultes. Het is een kort maar meesterlijk opgebouwd motet, dat van het Dresdner Kammerchor een uitvoering met beweging en contrast meekrijgt. De cd eindigt met het ingetogen ‘O mein Seel, warum bist du betrübet’, een eenvoudige Lutheraanse koraal die in al zijn eenvoud, Schütz’ zorgzame keuze van akkoorden en samenklanken onderstreept.

Veel van de kleinere werken die het Dresdner Kammerchor inzong, werden hier voor de eerste maal op cd gezet. Schütz’ oeuvre is echter ook kwalitatief erg hoogstaand en zoals de ‘Musikalische Exequien’ verbazen door hun machtige opzet en ernstige toon, zo charmeren de overige werken op deze verzameling door hun bescheiden karakter, door de variatie waarop Schütz’ deze begrafenisthematiek benadert en door hun zuivere en muzikale maar, vanwege de totale afwezigheid van begeleidende instrumenten, wat monochrome uitvoering.

Meer over Heinrich Schütz


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.