Na zes cd’s met klaviermuziek van Franz Schubert, vervolgt pianist Jan Vermeulen zijn Schubert-project nu met een uitgave van Schuberts koormuziek. Naast ‘Lieder’ voor solozang en piano componeerde Schuberts namelijk ook een hele reeks meerstemmige vocale werken, meestal voor a capella (mannen)koor maar vaak gebruik makend van dezelfde soort van teksten als die hij voor zijn ‘Lieder’ gebruikte. Het zijn een bescheidener soort van werken, eerder bedoeld voor de huiskamer dan voor de concertzaal, en eerder voor liefhebbers dan voor professionele zangers geschreven. Vermeulen wisselt ze hier af met een collectie walsen, ‘Deutsche Tanzen’ en karakterstukjes voor pianoforte.
Doorgedreven klankschildering hoeft men in deze koorliederen niet te verwachten. Elk stuk volgt in zijn melodie en harmonisatie ruwweg de sfeer van de tekst maar dit is en blijft muziek die door een breed publiek gezongen moet kunnen worden en dus niet te hoge technische eisen mag stellen. Stijlmiddelen als grillige inzetten, lange coloraturen of scherpe dissonanten, die gebruikt kunnen worden om woorden uit de poëzie kracht bij te zetten, blijven hier afwezig. In die zin zijn deze liederen minder verwant met Schuberts (solo)lieder dan met werken als Mendelssohns ‘Lieder in Freien zu singen’, ongeknutselde koorliederen voor de amateurgezelschappen die in het negentiende-eeuwse Duitsland zo erg in trek waren. Waar de liederen vooraan op de cd inhoudelijk over liefde en lente gaan en optimistisch gestemd zijn, sluit de cd af met nachtelijke teksten als ‘Grab’, ‘Geistertanz’ en ‘Grab und Mond’ en die evolutie verleent de plaat in zijn geheel een melancholisch kantje.
Hoe dicht Schubert precies tegen de volksmuziek aanleunt, blijkt uit de aanpak van het Orpheon Ensemble. Schuberts koorliederen komen zo onbevangen over als werden ze door een groep mannen gezongen die te velde of tijdens de arbeid aan het zingen zijn. Een lied als het korte ‘Ein jugendlicher Maienschwung’, met zijn tiroler-melodietje klinkt als onversneden volksmuziek, met een solozanger die de beantwoord wordt door de andere zangers. Men zou zich moeilijk een betere illustratie kunnen voorstellen voor de frisse, naderende lente waarover de tekst spreekt. Hoewel de muziek zelf weinig virtuositeit vereist, toont het koor haar kwaliteiten door de zeldzamere snelle passages met een bewonderenswaardige precisie uit te voeren. Het humoristische (en vertederende) ‘Wein und Liebe’ is daar een goed voorbeeld van. Deze muziek hoeft bovendien niet virtuoos te zijn om te kwaliteiten van de uitvoerders te laten uitschijnen. Met teksten die voortdurend verstaanbaar blijven, een samenklank die soepel en nergens geforceerd klinkt en een zuivere intonatie, blijft het Orpheon Ensemble over de hele cd een plezier om naar te luisteren.
Jan Vermeulens pianoforte is hetzelfde instrument als dat waarmee hij voorheen al sonates en pianominiaturen opnam. Die Nanette Streicher pianoforte is een instrument met een magere, lichte klank en een goed hoorbare mechaniek. Het geeft deze Schubert een bescheiden indruk en wanneer Vermeulen kracht wil zetten op het instrument, moet hij duidelijk een extra moeite doen, zoals in de zware akkoorden die de middensectie van de wals D365 vorm geven. De daad van zulke zware akkoorden te plaatsen, geeft deze muziek echter meer overtuigingskracht dan het moeiteloos bereikte grotere klankvolume van een hedendaagse piano had kunnen doen. Die eigenschappen maken Vermeulens Streicher-pianoforte een geschikt instrument om het kleine Orpheon ensemble te begeleiden. Het zet de juiste sfeer voor een 'Schubertiade', een avondje musiceren in privékring, onder kenissen en muziekliefhebbers. De ‘Deutsche Tanzen’ en ‘Walzer’ die Vermeulen speelt, vormen het juiste tegengewicht voor de koorwerken want het zijn eveneens nederige miniatuurtjes die bekoren door hun eenvoud en door de goede smaak waarmee ze uitgevoerd worden.