Een cd’tje met aria’s van Giaochino Rossini kan niet anders zijn dan een hommage aan een componist die de meest sprankelende, goedgeluimde opera buffa-muziek uit het repertoire componeerde. Maar de selectie die de jonge Russische sopraan Julia Lezhneva hier voorstelt is nog iets meer dan dat: het is een eerbetoon aan Isabella Colbran, de jonge Spaanse zangeres die veel van de grote sopraanrollen in Rossini’s opera’s creëerde en in 1822 zelfs met Rossini zou trouwen.
Lezhneva selecteerde zes aria’s uit evenveel opera’s (‘La Donna del Lago’, ‘Guillaume Tell’, ‘Semiramide’, ‘Otello’, ‘La cenerentola’ en ‘L’Assedio di Corinto’) voor deze bloemlezing. Hoewel Lezhneva als sopraan vermeld staat, zijn de meeste aria's oorspronkelijk in het wat lagere mezzosopraanregister geschreven, het register waar Rossini's ster Colbran in uitblonk. Aria’s uit bekende opera’s als ‘Semiramide’ en ‘La Cenerentola’ wisselen af met stukken uit zulke zelden gespeelde werken als ‘La Donna del Lago’ of ‘L’Assedio di Corinto’ of zelfs uit ‘Guillaume Tell’, een opera waaruit doorgaans enkel de ouverture met enige regelmaat gespeeld wordt.
Men heeft in Julia Lezhneva een schitterende soliste gevonden met een stem die gemaakt lijkt om deze zonovergoten muziek te zingen. De langzame ariosi bezitten een lichtheid en een expressiviteit die niet naar beneden gewogen wordt door overdreven veel pathos. De snelle delen worden acrobatisch vlug uitgevoerd, zonder haperen of zonder een moeizame indruk te wekken. Coloraturen klinken snel en vooral uiterst accuraat en hoeven niet bijzonder luid gezongen te worden om zonder moeite boven het orkest uit te stijgen. Wat ook opvallend mooi is, is de manier waarop Lezhneva met de topnoten uit haar register omgaat: het speels eventjes aanraken van een hoge noot is een gebaar dat een meesterlijke technische beheersing verraadt en het houdt deze muziek aantrekkelijk en natuurlijk.
Hoewel het ontegenzeggelijk Julia Lezhneva is die in het middelpunt van de belangstelling staat, opent de cd met de oertypische koorscene (met sopraansolo) ‘Tanti Affetti’ uit ‘La Donna del Lago’, met een slank Warsaw Chamber Choir dat Lezhneva van repliek dient. Het koor speelt overigens een betrekkelijk grote en diverse rol op deze cd. Het zorgt voor een magische sfeer in haar zachte begeleiding in de aria ‘Bel raggio lusinghier’ uit ‘Semiramide’ of opent potig de marsmelodie uit de aria ‘Della Fortuna istabile’ uit ‘La Cenerentola’.
De aria ‘Ils s’éloignent enfin’ uit ‘Guillaume Tell’ (in het Frans gezongen want de aria werd voor een Parijs publiek geschreven) is een uitzondering op de doorgaans briljante en snelle coloratuuraria’s want het is een langzame cantilene die Lezhneva’s zangerige kwaliteiten in het spotlicht stelt. In dezelfde geest is de mooie aria ‘Assisa a’ pie d’un salice’ uit ‘Otello’ met haar harpbegeleiding en broze houtblazers geschreven.
Een enkele ouverture (uit ‘la Cenerentola’, niet de bekendste maar daarom net een erg genietbare ouverture) laat het orkest zonder zang aan het woord. Marc Minkowski’s Sinfonia Varsovia is geen ensemble dat een lange introductie behoeft en de slanke, transparante klank van het kamerorkest, met zijn steeds duidelijk verstaanbare strijkers en spitse blazers werkt uitstekend in de muziek van Rossini.
Bel Canto met smaak uitvoeren is soms een dunne grens bewandelen tussen wat charmant klinkt en wat als overdreven clichématig overkomt. Het is een grens die Marc Minkowski vol zelfvertrouwen weet te vinden en het resultaat is een cd’tje met soms archetypische maar daarom net erg aantrekkelijke en steeds eerlijk klinkende opera-aria’s van een van de grootste komische operacomponisten uit de negentiende eeuw. De slanke, behendige lezing van Julia Lezhneva past Rossini’s muziek perfect. Het feit dat de meeste aria’s uit opera’s komen die niet tot het vaste operarepertoire behoren en dus niet al te gemakkelijk op cd terug te vinden zijn, is een bijkomend voordeel.