Wanneer men het over Schumanns symfonieën heeft, is het vaak de vierde die ter sprake komt. “Waarom echter niet de tweede?”, vraagt de Italiaanse dirigent Claudio Abbado zich af. Ze is zo mogelijk nog progressiever en werd geschreven op een moment dat de componist tot over zijn oren verliefd was. Dat is, met een beetje verbeelding, te horen aan de melodische rijkdom, die elk van de vier delen, die overigens met cyclisch verwerkt materiaal onlosmakelijk aan elkaar vasthangen, overheerst. Tot in de 20ste eeuw werden de vier symfonieën van de componist overigens vaak veronachtzaamd. Velen deelden immers de mening van Hans von Bülow, die optekende een gigantisch ontzag te hebben voor de Schumann van de pianomuziek of het lied, maar niet voor diezelfde man in het symfonische repertoire. Met het beheersen van de gelaagdheid die een dergelijke vorm vraagt, zou de man immers niet goed overweg gekund hebben. Een werk als de tweede symfonie kan een amateur echter onmogelijk schrijven, en de populariteit van de ouvertures tot ‘Manfred’ (dat op zichzelf staat) of tot de opera ‘Genoveva’ zouden niet zo beroemd zijn als ze door een dilettant waren genoteerd. Aandacht voor Schumanns symfonisch repertoire kan er kortom nooit genoeg zijn, en dat betekent dat Abbado’s opname van de tweede zeer welgekomen is.
De naam van Abbado’s Orchestra Mozart verwijst niet naar het feit dat het een periodisch ensemble is dat alleen maar classicistische muziek speelt, maar wel naar haar voeling met de traditie. Uit diverse internationale orkesten pikte de dirigent de beste solisten, waardoor het nog altijd jonge collectief toch een indrukwekkende ledenlijst kan voorleggen. Dat blijkt ook uit de vanzelfsprekendheid waarmee ze zich door het repertoire ploegen. Een aanzwellende boog, de balans tussen kopers en strijkers, sensitief hout en explosieve eerste violen: het zijn interpretatieve elementen die een dirigent de leden van een orkest kan aanleren, maar om ze allemaal grandioos samen te brengen, moet de dirigent hetzij weken lang repeteren, hetzij met musici werken die perfect weten waar deze muziek over gaat. Dat laatste is het geval bij het Orchestra Mozart, dat als het ware romantiek lijkt te ademen. Een prachtige illustratie is de ouverture tot ‘Genoveva’, waarvan het larmoyante, smachtende karakter al in de eerste maten schitterend zit ingebed. Wanneer de tegenbeweging in de celli tegen de strijkers opklimt, is simpelweg te voelen dat het repertoire door deze vertolkers als vanzelfsprekend wordt ervaren, zonder het broodnodige gevoel te veronachtzamen dat tot een uitstekende opvoering moet leiden.
Helaas is Abbado niet vaak meer te zien op concertpodia, omwille van zijn tanende gezondheid. Dat hij zijn tijd niet wil verspillen in studio’s en er daarom voor koos deze Schumann-opname live, in de Weense Musikverein, te volbrengen, is moedig. Vaak zijn het geen fouten, maar vooral geluiden uit de zaal die een stoorzender zijn. Niet zo doorheen deze cd, die door Deutsche Grammophon werkelijk kraakhelder werd opgenomen. Toch is Schumanns tweede symfonie hier niet toe aan zijn meest onvergetelijke opname. Een uitstekend openingsdeel had nog geheimzinniger op gang mogen getrokken worden bijvoorbeeld, hoewel Abbado vervolgens wel een fragiel, welomlijnd karakter ontwikkelt. In het scherzo kan het vraag en antwoordspel nog iets vrijpostiger, ondanks het feit dat Abbado een smakelijk evenwicht weet te behouden tussen schalkse humor en al dan niet geveinsde ernst. Het ‘Adagio espressivo’ is zonder meer het moeilijkste deel om geloofwaardig te verklanken. De net 80 jaar oud geworden dirigent kiest hier voor een niet al te slepend tempo. Hij melkt de prachtige soli niet uit, maar laat die zonder wat voor theatrale kunstgrepen dan ook puur tot hun recht komen. Ze klinken sober en verstild. Of iedereen zal blij zijn met hun ingehouden catharsis is een andere zaak, maar Abbado weet in ieder geval waar hij heen wil. Voor hem ligt het ware orgelpunt immers in het extatische allegro dat de symfonie neerlegt. Onder Abbado wordt dit een oog- en oorstrelende choreografie, vol delicate vondsten. Misschien niet zo perfect als een Gardiner of een Bernstein, maar voor een live-opname in ieder geval van duizelingwekkend hoog niveau.