Het is al enkele jaren geleden dat Philippe Herreweghe met het Orchestre des Champs-Elysées, dat hij zelf oprichtte, de tweede en vierde symfonie van Schumann opnam. Sindsdien zijn Schumanns orkestwerken, niet zelden toch wat onderschat, regelmatig terug te vinden op Herreweghes concertprogramma's. Nu volgt hij die opname op met Schumanns bekendere symfonieën, namelijk de eerste en derde. Zoals altijd wordt er op historische instrumenten gespeeld, wat wil zeggen: darmsnaren bij de strijkers voor een veel meer kernachtige klank, en een goede balans bij de blazers, iets wat in deze muziek veel moeilijker te bereiken valt op moderne instrumenten.
Wie 'historische' uitvoeringen naast versies op moderne instrumenten legt, hoort onmiddellijk hoeveel energieker zulke interpretaties doorgaans klinken. Daarom is het een beetje een verrassing dat Herreweghe hier zijn tempi erg klassiek kiest en die dus zeker nooit echt aan de snelle kant zijn.
Toch bezitten beide symfonieën die 'swung' die eigen is aan Herreweghes opnames, of het nu over Bach cantates of Bruckner symfonieën gaat. Het tweede deel van de eerste symfonie, bijvoorbeeld, wordt ontdaan van overbodig drama en klinkt als een rustige serenade voor orkest. Het scherzo uit de 'Rheinische' symfonie, dat al te vaak als een lompe Duitse boerendans gespeeld wordt, klinkt hier eerder speels en sierlijk. Het plechtige vierde deel van deze symfonie krijgt veel transparantie mee, waardoor de luisteraar gemakkelijk de anders bijna onontwarbare inzetten moeiteloos kan herkennen.
Bovendien valt in snelle trekken onmiddellijk de kwaliteit van strijkers en houtblazers van dit orkest op, door de lichte maar haarfijne manier waarop snelle nootjes uitgevoerd worden en de vlekkeloze manier waarop dialogerende passages in elkaar grijpen. Zoals steeds zijn fraseringen en articulatie erg gedetailleerd afgesproken, waardoor elke melodie toch weer dat beetje extra karakter krijgt. Laat dit nu net dat zijn waaraan je herkent of een goed orkest zich al dan niet van andere orkesten onderscheidt. Knappe solistische prestaties maken het plaatje compleet. En dan denken we bijvoorbeeld aan de mooie fluitsolo (en wat een meerwaarde bieden oude instrumenten hier tegenover hun moderne equivalenten) in de finale van de eerste symfonie. Ook toch nog even de kwaliteit van de koperblazers vermelden, die vooral in de derde symfonie voor veel vuurwerk zorgen en zeker het slot van de finale krachtig en overtuigend weten te brengen.
Deze twee Schumann symfonieën mogen dan misschien niet zo verrassend klinken als bijvoorbeeld Herreweghes recente opnames van Bruckners orkestmuziek, toch zorgt de grote kwaliteit van de uitvoering hier voor een schitterende plaat. Herreweghes grote kracht als dirigent – muziek als een overtuigend geheel op een heel verstaanbare, vlotte manier presenteren – blijkt nogmaals uit deze opname.
Meer over Robert Schumann
Verder bij Kwadratuur
Interessante links