Ze namen eerder al de Beethoven-sonates samen op, maar verder werd de artistieke vriendschap tussen pianist en klavecinist Andreas Staier en violist Daniel Sepec nog niet geboekstaafd. Tijd om daar verandering in te brengen dus, en wel met het latere werk van Robert Schumann. De componist stierf reeds op 46-jarige leeftijd en kreeg de laatste jaren van zijn leven zware psychische problemen te verduren, wat het op zich moeilijk maakt om zijn beperkte oeuvre op te delen in tijdsperiodes. Toch is het werk dat hij vanaf zijn veertigste (of zelfs nog iets vroeger) componeerde totaal anders dan wat hij in zijn twintiger jaren had geschreven: minder lichtvoetig en frivool, maar juist donkerder, abstracter en met meer oog voor wat hij rond zich heen zag gebeuren wat andere componisten betreft.
Openen doen Sepec en Staier met de beroemde solo-ciaconne voor viool van Johann Sebastian Bach (BWV 1004). Schumann plaatste daar, in navolging van Mendelssohn, zijn eigen akkoorden onder, om het werk enerzijds verder te verspreiden en bij een groter publiek te brengen, en anderzijds omdat het stuk hem (uiteraard) mateloos intrigeerde. Wereldschokkend is de begeleiding niet, maar dat ze vaak verhuisd werd, is onterecht. In deze tijden lijkt het inderdaad blasfemisch om aan het grote repertoire te sleutelen, maar Schumanns motieven waren zuiver. Bovendien kan men een componist van zijn status een dergelijke gril wel vergeven, zeker als die zo ongelofelijk mooi klinkt, zoals in Schumanns geval.
Daarna gaan Sepec en Staier meteen voor de eerste vioolsonate van Schumann opus 105, ontzettend lyrisch en luisterrijk gebracht door dit duo, zonder in muzikale overdrijvingen te vervallen. Schumann had de smaak overigens goed te pakken en componeerde ongeveer een jaar later meteen al de tweede vioolsonate opus 121. Dit werk trok niet voor niets de aandacht van de jonge Johannes Brahms, die zich aangetrokken voelde tot de spannende harmonieën in de pianopartij, de emotionele uitspattingen in de viool en de vervaarlijke resonantie tussen beide. Vooral in deze sonates blijkt de keuze voor oude instrumenten nogal sneu te zijn. Staier nam kort geleden reeds Bach-bewerkingen op (eveneens in een mooie, soortgelijke Harmonia Mundi-uitgave die stilistisch breekt met wat het label anders uitbrengt) aan een Erard piano uit 1837 en datzelfde instrument schittert hier.
Voor Bach-bewerkingen lijkt het uiteraard bizar om – als men dan toch kiest voor een "historische uitvoering" – te kiezen voor een instrument dat een eeuw jonger is dan wijlen de componist, maar gezien de bewerkingen dateerden uit die tijd, kan de keuze nog verantwoord worden. Voor Schumanns werken zou de Erard dan weer te oud kunnen zijn, maar er bestaan brieven waarin Clara Schumann zich uitliet over hoe heerlijk ze de touché van een Erard vond, waardoor het niet onwaarschijnlijk is aan te nemen dat Schumann misschien ook aan een dergelijk instrument componeerde. Hoe vol en wollig de klank echter ook mag zijn, de kracht en de helderheid van de hedendaagse Steinways had deze opname allicht toch deugd gedaan. Vooral in de zwaardere passages klinkt Staier immers nogal rommelig, terwijl de zware akkoorden op Steinway allicht meer diepgang zouden gehad hebben.
Dat is uiteraard slechts speculatie en de opname zoals ze er nu is, mag er ook meer dan zijn. Het begin van de tweede vioolsonate bijvoorbeeld, met een lustige Sepec die even vinnig klinkt als in de 'Ciaccone'. Ook een werk voor solo-piano dat Staier hierop liet verschijnen, namelijk de 'Gesänge der Frühe' opus 133, wordt schitterend uitgevoerd. Het is een bewijs hoe progressief Schumann op zoek was naar nieuwe akkoordische oplossingen voor de harmonische beperkingen waar de romantiek almaar mee werd geconfronteerd.
Met goeie uitvoeringen, een schitterend boekje met zéér diepgaande uitleg en een mooi artwork (in zacht karton bovendien, heel ongewoon voor Harmonia Mundi!) zijn deze 'Sonatas for piano and violin' zeker de moeite waard, maar wie er nog niet helemaal uit is of de historische uitvoeringspraktijk wel preferabel is, zal misschien zweren bij de grote referentie-opnames.