Er zijn zo van die (opera)vehikels. Zoals daar zijn: opvoeringen van 'Die Meistersinger von Nürnberg', een vier en een half uur durende mastodont van Richard Wagner, die bovendien een erg bijzondere plaats inneemt binnen diens oeuvre. Min of meer als "komedie" geschreven in de laatste periode van Wagners creatieve output, is het een werk waarvan men vaak niet goed weet hoe het best wordt opgevoerd. Zeker niet de humoristische bijklank, maar vooral het slotzang, dat een ode is aan de (superieure) Germaanse cultuur, heeft sedert de nazi-overheersing een zure nasmaak gekregen. Tot op vandaag is het een bizar moment, dat einde: te plechtstatig en groots georkestreerd om weg te moffelen onder een laag amusant vernis. Daarnaast bevat 'Die Meistersinger' (zoals deze opera vaak wordt afgekort) ook de hele dimensie van een aan tradities verslingerd geraakte intellectuele elite, die vervreemd is van wat vandaag leeft en wat vernieuwing in de kunsten kan betekenen. Nu is het zo dat de jaarlijkse Bayreuther Festspiele, waar telkens weer de tien belangrijkste Wagner-opera's worden opgevoerd, een van de laatste oorden ter wereld is waar de traditie heilig wordt verklaard. Precies Wagners opera die de absurde verering voor zijn figuur vandaag in twijfel lijkt te trekken, werd daar altijd stiefmoederlijk behandeld. Tot de komst van Katharina Wagner, een verre nazaat van de componist, die met een provocerende versie internationaal vooral op hoongelach stootte. Toch had Opus Arte het lef om haar enscenering om dvd en blu-ray uit te brengen, waardoor het grote publiek haar controversiële visie kan meepikken. Een goede zaak, want behalve voor verstokte Wagner-adepten, heeft haar lezing van deze opera veel nieuws in petto.
Wat meteen duidelijk wordt, is dat 'Die Meistersinger' in handen van Katharina Wagner geen ludieke bedoening is. De sfeer is grimmig en hoewel er af en toe kan gelachen worden, heeft de regisseuse een verbeten versie op toneel willen brengen. Personages gooien woedend dingen in het rond en verfspatten bevlekken gaandeweg de hele scène. Walther von Stolzing, als metafoor voor de kunstenaar met de vernieuwende visie, wordt hier inderdaad afgebeeld als iemand (een schilder) die radicaal schoon schip wil maken met het verleden. Klaus Florian Voght zingt het personage tevens de sterren in en hij is de echte held van deze productie. Hans Sachs, de volks gebleven intellectueel die het genie van de nieuwe "meesterzanger" meteen erkent, is tevens een koppig, tegendraads mens; fysiek krachtig ingevuld door de nogal vermoeid klinkende Franz Hawlata. Michael Volle maakt zich dan weer gewild belachelijk als Sixtus Beckmesser: in de laatste akte gehuld in een t-shirt met opschrift "Beck in town" niet de meest subtiele verschijning, maar wel een karakter dat ijzersterk uit de verf komt. Het laatste bedrijf is overigens het sleutelmoment binnen Katharina Wagners enscenering: ze voert tijdens de stoet ter ere van het naamfeest van de Heilige Johannes de klassieke, Duitse canon op (koorleden met de maskers van bekende figuren), die het ongegeneerd in de drank gooien en een bont feestje bouwen. Een weinig delicate schreeuw die duidelijk maakt dat de Germaanse cultuur eindelijk moet ontwaken uit haar inertie en de kunstenaars van vandaag moet omarmen.
Een partituur verandert men echter niet – en zeker niet in Bayreuth. De vraag is dus, terwijl Wagner op het slotzang afstevent, hoe de hele cerebrale bedoening in haar visie zal ingebed worden. De regie neemt hier een dubbelzinnig standpunt in: de sfeer wordt donker en gevaarlijk, waarmee de regisseuse het gebeuren lijkt te veroordelen, maar anderzijds blijft ze waarde hechten aan het slotpleidooi van Sachs, die oproept om het verleden toch nooit volledig de rug toe te keren. Neemt Katharina Wagner, in haar brute enscenering, vrede met een dergelijke consensus? Dat is op het eerste zicht niet helemaal duidelijk. Toch moet men het de kunstenares nageven wat ze met deze opera, beladen met een erg moeilijke opvoeringstraditie, doet. Puur visueel zijn alleen de kostuums dikwijls wat al te ouderwets en anti-esthetisch, maar dat kan net zo goed een bewuste keuze geweest zijn. Verder is dit een beklijvende productie, met een stel zangers die beter hadden kunnen zijn, maar een degelijk orkest (op enkele onzuiverheden in de kopers na) onder de gedreven, doortastende leiding van Sebastian Weigle. Wanneer het doek uiteindelijk valt, heeft de toeschouwer een voorstelling achter de rug met hoogtes en laagtes, maar vooral hoogtes. De "awoe" die meteen weerklinkt, nog voor het applaus uitbarst, is een te gemakkelijk verweer van een traditioneel operabezoeker. Wie verder durft kijken dan het meest evidente, moet immers toegeven dat in deze interpretatie veel interessant voedsel voor de geest opduikt. Bovendien bevat de dubbele dvd bij Opus Arte nog een interessante "making of", waardoor de liefhebbers van deze partituur algauw in de buurt komen van vijf uur prachtig materiaal!