Met zijn symfonische gedicht 'Don Juan' klom de vierentwintigjarige Richard Strauss op van relatieve onbekendheid naar een positie van een van Europa's meest vooruitstrevende componisten. In dit werk, dat gebaseerd was op een gelijknamig gedicht van de romantische dichter Nikolaus Lenau, vond Strauss zijn definitief volwassen stijl. 'Don Juan' was echter niet zijn eerste poging in het genre: de vierdelige symfonische fantasie 'Aus Italien' werd drie jaar ervoor geschreven, in 1886, het resultaat van een rondreis door Italië.
Dirigent Betrand de Billy fraseert knap en met veel gevoel voor muzikaliteit en dat is wat zeldzaam bij zulke laat-romantische muziek, waar orkest en dirigent doorgaans de muziek voor zichzelf laten spreken. De Billy brengt echter nieuwe thema's prachtig aan, bezit een flair voor het theatrale en dit houdt zowel 'Don Juan' als 'Aus Italien' overzichtelijk en toegankelijk. Maar dat wil niet zeggen dat deze orkestmuziek geen vuurwerk in huis heeft. Met prominent slagwerk om climaxen te ondersteunen en een compacte en robuuste sectie koperblazers staat deze 'Don Juan' heel stevig in zijn schoenen. Door Strauss' gedetailleerde dynamiek sterk te overdrijven schildert dit orkest een viriele 'Don Juan' die vol explosieve energie zit.
Strauss' klankschilderingen stonden in 'Aus Italien' nog niet op hetzelfde niveau als wanneer hij zijn grote symfonische gedichten en opera's schreef en men kan alleen maar dromen van de manier waarop de componist van de 'Alpensinfonie' het Italiaanse platteland in zijn latere jaren vorm zou hebben gegeven. Maar dat wil niet zeggen dat deze 'Aus Italien' geen geïnspireerd werk is van een componist die ook op vroege leeftijd het symfonische orkest moeiteloos meester was. Het eerste deel 'Auf der Campagna' wordt als een rustige pastorale uitgevoerd, zonder haast of turbulentie. Het tweede 'In Roms Ruinen' wordt expansief en breed uitgesmeerd, met grootse climaxen en een diepdonkere orkestklank. Een speciale vermelding mag ook geen naar het trage derde deel 'Am Strande von Sorrent', waar het orkest een klank als van een machtig kerkorgel maakt, groots en magistraal maar zonder ruwheid.
Naast Strauss' orkestrale grootspraak - die natuurlijk volop in de verf gezet wordt – is op deze opname ook plaats voor een gesuikerde Weense elegantie en het is die combinatie van machismo en verfijning die deze opname zo speciaal maakt. De Billy vijlt nergens scherpe kantjes van Strauss' muziek af en laat zijn orkest geregeld uit haar voegen barsten maar doet dat met veel consideratie en gevoel voor proportie.
Meer over Richard Strauss
Verder bij Kwadratuur
Interessante links