'Amor' prijkt in sierlijke letters op de cover van de nieuwe recital-cd van Natalie Dessay, gewijd aan Richard Strauss. Liefde is ook de link doorheen de operascènes en liederen die ze hier uitvoert, samen met enkele collega's en met het orkest van de Londense opera onder Antonio Pappano.
Richard Strauss is de laatste grote romantische componist. Aanvankelijk was hij, vooral qua harmonie, erg progressief. De stap naar atonaliteit zette hij echter nooit, in tegenstelling tot enkele tijdgenoten. Hij is zelfs teruggekeerd naar een minder complexe schrijfwijze waar vooral ruimte is voor melodie. Dat, en zijn liefde voor het vocale wordt perfect gedemonstreerd in de "Brentano-Lieder". Delicate orkestratie geeft de zangstem alle mogelijkheid tot melodische ontwikkeling en nuance. Een erg breed klanktapijt, waaruit slechts af en toe een blazersolo opduikt. Dat is dan vaak een echo van een deel van de zanglijn, die meestal vrij eenvoudig is. De kwaliteiten van Dessay komen het best tot uiting in het eerste en het vierde lied. Die zijn het duidelijkst gedacht voor een lichte sopraan, wat zij van nature is. Haar stem klinkt veel warmer en ronder en haar dictie is opvallend beter dan in de twee andere. Ze heeft de neiging om die te zwaar te nemen, waardoor ze soms onder druk lijkt te komen. Dat de liederen toch overtuigen is vooral te danken aan dirigent Pappano. Hij kneedt zijn orkest tot een transparant en wendbaar geheel.
Dat ze zich in opera veel meer thuis voelt, toont Dessay in fragmenten uit "Arabella", "Ariadne auf Naxos" en "Der Rosenkavalier". In de proloog van "Ariadne" wordt bij een weldoener de première van een nieuwe opera over de verlaten prinses Ariadne voorbereid. Na enkele onverwachte beslissingen moet een troep komedianten ook meespelen. Eén ervan is Zerbinetta, die in een lange preek tracht Ariadne op te beuren. Die scène is het paradepaardje van elke zichzelf respecterende coloratuursopraan. Stratosferische hoogtes aan hoog tempo, maar geen probleem voor Dessay! Door een intelligente dynamische opbouw en prima dictie slaagt ze er bovendien in om meer te maken van de aria dan een circusnummertje. Uit "Ariadne" is ook het slot van de proloog te horen. Daar zingt Zerbinetta een passioneel duet met de componist. De passie van de tekst wordt door Strauss dankbaar benut in het klein bezette orkest. Een gigantische spanningsopbouw, die eindigt als Zerbinetta weg moet omdat de 'opera' gaat beginnen. De scènes uit de twee andere opera's tonen Dessay in andere gedaanten: de verlegen Zdenka die duetteert met haar zus Arabella of de onschuldige Sophie uit "Rosenkavalier". Minder virtuoze rollen, maar even doordacht gezongen. Felicity Lott, Angelika Kirschlager, Sophie Koch en Thomas Allen leveren waardig repliek in de verschillende scènes, maar naast Dessay verdienen Pappano en zijn orkest het meeste lof. Lichtheid en stuwing staan centraal: eindelijk is weer te horen dat de opera's van Strauß niet zwaar op de hand hoeven te zijn
Een mooie cd met één bedenking: 'Amor' als vrij voor de hand liggende rode draad gebruiken om een aantal operascènes uit hun context te rukken...?
Meer over Richard Strauss
Verder bij Kwadratuur
Interessante links