Een kwestie van hypothetische aard: wat blijft er over van de Indische raga wanneer men die ontdoet van zijn ritmische component? In vrije vertaling mag het woord dan wel te herleiden zijn tot “schoonheid” of “melodie”, niet zomaar beroept menig etnisch raga-vertolker zich op een uit de kluiten gewassen percussiesectie om deze muziek gestalte te geven. Belgisch rietblazer Manuel Hermia is lang niet de enige die begrepen heeft dat wanneer men zich als Westers georiënteerd musicus op deze muziekvorm wil storten, een gedegen ritmesectie als noodzakelijke voorwaarde moet worden beschouwd. Nathan Daems deed er dan ook goed aan zijn Ragini Trio, dat zich in zijn repertoire op Indisch repertoire beroept, samen te stellen uit enerzijds Marco Bardoscia en anderzijds Lander Gyselinck. Die eerste omdat hij weigert onzin te verkopen aan de contrabas en louter aan de snaren pulkt wanneer dat tot een toename van het muzikaal reliëf leidt. Die laatste speelt evenmin de formele rol van drummer: wie Gyselinck aan boord haalt, accepteert een musicus die met ritmes een eigen verhaal boetseert en weigert zich in een hoekje te laten drummen. In formaties als het Kris Defoort Trio, het LABtrio en zijn eigen genre-overstijgende collectief STUFF. toonde Gyselinck zich steeds weer als een onmisbare actor. De blauwdruk van de voornoemde bands zou immers onmogelijk dezelfde kunnen zijn in geval een ander paar handen de drumstokken zou hanteren.
Het fantastische aan een drummer als Gyselinck is dat het met zo iemand alle kanten op kan. Nu eens permitteert hij zich ongegeneerd vrijheden, dan weer wendt hij een weloverwogen nonchalance voor, nog later houdt hij zijn collega-musici gedisciplineerd in de pas met ritmes van het pittigste soort. Niet evident is dat een man die zoveel voeling heeft met funk en elektronische muziek in een trio belandt waarvan Nathan Daems de aanvoerder is. Diens handelsmerk is immers een onverzadigbare hang naar lyriek. Alleen al de thema’s dampen van emotie wanneer Daems ze vertolkt. Voor hem is er geen andere weg dan die van de volledige overgave. ‘Nasika’, het langste en allicht ook hevigste nummer van het album, getuigt van een ontroerend verlangen om een oerkreet in noten om te zetten. Dat daarop een beduidend rustiger, exotisch getint nummer als ‘Pahari’ volgt, illustreert dat de drie muzikanten ‘Ragini’ met zin voor evenwicht hebben samengesteld. Zonovergoten stranden en zeemzoeterige zonsondergangen halen Daems en co ineens voor het geestesoog, hoewel dergelijke associaties te kitscherig zijn. Wat een cheesy interpretatie zou kunnen zijn, wordt door Gyselinck immers aanstekelijk gehouden, terwijl Daems’ saxofoon als een pikant kruid op de tong valt.
Lichtvoetig is ook het aanstekelijke ‘Varnam’, dat met handgeklap wordt opgevrolijkt. Zwaarmoediger melodieën vormen echter de hoofdmoot van dit uitnemend debuut. Bezwerend zijn ‘Sudha’ en ‘Tillana’: twee nummers waarin de lyricus die Nathan Daems is het ritmisch wonder Lander Gyselinck ontmoet. Die samenkomst levert geen onbehaaglijke botsing op, maar laat musici horen die op het scherp van elkaars snee improviseren. De intensiteit, die zeker naarmate het einde van de cd in zicht komt begint te wegen op het uithoudingsvermogen van de toehoorder, wordt continu aangereikt door de spitante interactie tussen de drie begenadigde spelers. Balsem voor de ziel zijn tot slot de meer soundscape-achtige excursies ‘Aruni’ en ‘Virama’. Ijlhoofdig maar nooit richtingloos: geen noot krijgt de kans om te verdwalen en betekenisloos weg te kwijnen, precies omdat Daems, Bardoscia en Gyselinck elk een geoefend paar oren hebben. Voor opgeblazen ego’s is op ‘Ragini’ geen plaats: klankmatig raffinement, energie en concentratie zijn de ingrediënten die samen een weldadige muzikale maaltijd vormen. Nergens een slag in het water: dit trio is een oceaan waarin drie krachten zorgen voor een onweerstaanbaar kolken dat ruim een uur lang aanhoudt.