Dirigent Mariss Jansons heeft een dubbele verhouding met opera. Zeven minuten voor het einde van Puccini's 'La Bohème' kreeg hij in 1996 een hartaanval. Krampachtig probeerde hij, zelfs nadat hij op de grond was neergezegen, verder te dirigeren. Medisch advies zou kunnen luiden dat Jansons sedertdien geen uren aan een stuk meer mag dirigeren. Toch bestijgt de chefdirigent van het Koninklijk Concertgebouworkest Amsterdam tot op vandaag nog altijd het verhoogje in de orkestbak. Anders dan in België, waar het meestal de orkesten zijn die in vast verband met de opera werken die de muziek brengen, nemen grote orkesten elders in Europa soms nog eens plaats onder het podium. Hoewel niet gespecialiseerd in opera, levert dat vaak de allerbeste interpretaties op. De routine van een operaorkest wordt zonder veel omhaal weggespeeld door de pure muzikaliteit van topmusici, zoals het Koninklijk Concertgebouworkest er meer dan genoeg in haar gelederen heeft. Deze 'Jevgeni Onjegin' kan daarom te boek gesteld worden als een van de meest dramatische, gezwinde en esthetische opvoeringen op de markt. Waar Tchaikovsky orkestrale bravoure en koorexplosies vraagt, laat Jansons de humor triomferen, terwijl de solistische motieven baden in de meest aandoenlijke melancholie. Alles zit simpelweg perfect en geen enkel gebaar wordt onder Jansons als ongepast ervaren. Muzikaal alvast redenen genoeg om wild te zijn over deze productie bij De Nederlandse Opera – tevens omwille van de aandoenlijke vocale prestaties in de hoofdrollen.
Niet gevreesd: ook visueel valt er intens te genieten. De regie werd hier immers in handen gestopt van Stefan Herheim, binnen de opera even vaak verguisd als bejubeld. Wat Herheim, in De Munt ooit goed voor een suspensevolle 'Rusalka', graag doet, is scènes bouwen die in een mum van tijd volledig van gedaante kunnen veranderen. Schuivende decorelementen, projecties op de achtergrond, een subtiel spel met al dan niet doorzichtige ramen...altijd weer is Herheims wereld er een waarin de toeschouwer zoveel discrete wonderen ontdekt dat die de opera meteen een tweede keer zou willen zien. Een tweede stokpaardje van Herheim is dat hij er van uit gaat dat de mensen al vertrouwd zijn met het verhaal van de opera, deze keer Poesjkins 'Jevgeni Onjegin'. Daarom verandert hij een aantal elementen om andere gedeelten in het verhaal bloot te leggen, of vanuit een fascinatie voor de symboolwaarde die bepaalde ingrepen kunnen hebben. Zo wordt deze enscenering opgevat als een lange flashback – of is het een droom? – van het titelpersonage, die de provinciale schone Tatyana eerst afzweert om haar vervolgens smachtend in de armen te willen sluiten. Door Jevgeni bijna non-stop op scène aanwezig te laten zijn, spitst Herheim de hele tragedie prachtig toe op zijn persoon. De ontdubbeling van de Tatyana-figuur zou daarbij een overbodigheid kunnen genoemd worden, maar het is een ingreep met theatraal effect. Wat de oppervlaktelaag van de vertelling betreft, weet Herheim dus heel goed hoe hij haar krachtig op een podium kan brengen.
De reden waarom deze productie wat ophef heeft veroorzaakt, is te vinden in wat de regisseur op de achtergrond laat plaatsgrijpen. Op zich is het al interessant om in de diepte-werking van de scène een meta-verhaal uit te beelden. Bij Herheim is dat de hele geschiedenis van Rusland, met Sovjet-turners, hongerlijders, soldaten en traditionele volksdansers inclusief. Een overstijgende waarde geven deze elementen niet, maar ze stellen de regisseur in de gelegenheid om Tchaikovsky's koorzangen goed op te vangen. Waar deze scènes gemakkelijk kunnen vervallen in een belegen, pompeuze koorscène, zijn ze onder Herheim een plezier voor het oog. Deze ingreep doet dus zeker niet af aan de kwaliteit van de enscenering, wel eerder het tegendeel. Tot slot werd aan deze dvd-registratie, bovendien voorzien van Nederlandstalige ondertiteling, een documentaire toegevoegd met de making of. Nogal vaak durft dat saaie materie zijn, maar hier is ze interessant en zelfs amusant. Zien hoe Stefan Herheim aan Mariss Jansons bijvoorbeeld uitlegt hoe hij een bepaalde scène zal vormgeven terwijl de dirigent duidelijk niet kan volgen, is prachtig om zien. Wanneer Jansons later om zijn mening gevraagd wordt over Herheim als regisseur, blijft deze beleefd met de erkenning dat Herheim "interessante" dingen doet. Dat Jansons vanuit zijn orkestbak wonderen verricht, hoeft dus niet te betekenen dat hij dit de ultieme regie van Tchaikovsky's meesterwerk vindt. Maar dat hoeft uiteraard ook niet – ook niet voor de toeschouwer, die hoe dan ook twee en een half uur puur kan genieten met deze uitgave.