Het was Pjotr Ilyich Tchaikovsky in eigen persoon die aan zijn mecenas Mme. von Meck schreef dat zijn '1812 Overture' een werk was zonder artistieke diepgang; een lawaaierige en opdringerige compositie die hij zonder liefde en zonder warmte had gecomponeerd. De ironie wil dat precies dit opus 49 één van de stukken is waarmee Tchaikovsky vaak vereenzelvigd wordt. Hij schreef het werk in opdracht van de Russische staat, ter herdenking van de overwinning die de Russen behaalden op Napoleon in 1812. Tchaikovsky gebruikt dat oorlogsgegeven heel expliciet. Zo kondigt de gekende melodie van 'La Marseillaise', die Tchaikovsky meermaals zonder schroom laat overheersen door een sterke strijkerformatie, de komst van de Fransen aan. Ook de kanonschoten op het einde van het stuk zijn een rechtstreekse verwijzing naar de historische context van het werk.
Het Mariinsky orkest (dat vroeger door het leven ging onder de naam Kirov Orchestra) onder leiding van topdirigent Valery Gergiev kiest voor een opvallend snelle uitvoering. Het werk bevat enkele prachtige melodieën, zoals de cello-intro, die Gergiev heel subtiel laat opborrelen uit het geheel. Tot het vrij bizarre slot blijft de uitvoering bijzonder transparant, waardoor opvalt hoe ingenieus Tchaikovsky de verschillende melodische fragmenten onderling verweeft. De eigenlijke finale is dan weer zodanig opgeblazen dat zelfs Gergiev er niet in slaagt een helder slot te breien aan dit feestelijke werk. Het (atonale?) klokkenspel en de overdadige vuurwerk-geluiden zullen alleen die luisteraars inpakken die een grote portie bombast zonder verpinken binnenkrijgen. Met zijn afstandelijke aanpak tilt Gergiev de compositie echter uit boven het banale karakter dat het werk bij andere uitvoerders vaak krijgt, hoewel de finale gedeeltelijk afbreuk doet aan die verdienste.
De '1812 Overture' op zich is uiteraard niet lang genoeg voor een volledige cd. Gergiev zocht om die reden nog vier andere werken van Tchaikovsky uit, met als rode draad 'stukken op bestelling'. Het gegeven 'componeren op aanvraag' was eerder ongewoon in de tijd van Tchaikovsky en het is gemeenzaam bekend dat de componist niet gretig op dergelijke verzoeken inging. Financiële overwegingen of loyaliteit ten overstaan van de tsaar dwongen hem echter om verscheidene opdrachten aan te nemen. Tchaikovsky liet zijn artistieke genie echter niet beteugelen en bleef zijn eigen idioom in alle stukken getrouw. De prachtige 'Moscou Cantate' is daar een treffend voorbeeld van. In zes eerder sober opgevatte delen beschrijft Tchaikovsky (alweer) een glorieuze veldtocht van het Russische leger. De aria's voor mezzo-sopraan (Lyubov Sokolova)of bariton (Alexey Markov) worden slechts zeer mild begeleid, waardoor de kracht van de stem zelf centraal komt te staan. Het orkest kleurt fijnzinnig bij, maar het is duidelijk dat Maikovs libretto de hoofdrol wegkaapt. Pas in het slotdeel worden de emoties uitvergroot, wat een beklijvende finale oplevert met een innige dialoog tussen mezzo-sopraan en bariton. De bijzonder hevige koorpartij zet het geheel kracht bij en laat de luisteraar zodoende overdonderd achter.
Gergiev, die zijn sporen in de vocale muziek reeds verdiend heeft met onder meer een geroemde uitvoering van 'Jevgeni Onjegin' bij de befaamde Metropolitan Opera, weet perfect hoe hij de begeleidende orkest-partij genoeg zwaarte kan geven. Hij vergaarde bovendien eeuwige roem in het Westen met zijn verbluffende uitvoering van de drie laatste Tchaikovsky-symfonieën met de Wiener Philharmoniker. Zijn vertrouwdheid met het Russische repertoire is immens en dat laat zich doorheen deze cd ook voelen. Als artistiek leider van het Mariinsky orkest brengt hij tegenwoordig aan de lopende band Russische muziek uit, vanuit het niet geheel onterechte idee dat de Russische, romantische muziek bij ons vaak nogal denigrerend wordt bekeken.
De vraag is of de drie overige werken die Gergiev selecteerde wel een verstandige keuze waren, want zij zijn duidelijk minder baanbrekend. De 'Slavonic March' (opus 31) is een klassiek opgebouwde compositie, die zich daarenboven erg voorspelbaar ontwikkelt. De manier waarop Tchaikovsky ongecompliceerd melodieën uitschrijft, blijft tot de verbeelding spreken, maar het werk in zijn geheel klinkt eerder hol en weinig ervan blijft hangen. Ook de 'Festival Coronation March' klinkt een tikkeltje voorgekauwd. De voor de hand liggende slagwerkpartijen vulgariseren het stuk en maken het al te makkelijk verteerbaar. Het afsluitende opus 15 ('Festival Overture on the Danish National Anthem') charmeert in zijn ongebreidelde karakter en in zijn jeugdige schwung, maar ook hier mist de muziek een tijdloos karakter.
Slecht is deze cd geenszins, omwille van de schitterende uitvoeringspraktijk van Gergiev. Hij ontdoet Tchaikovsky van de historisch gegroeide ballast en laat de muziek in zijn intrinsieke waarde schitteren, met oog voor de enorme melodische kracht, de schitterende orkestratie en de verfijnde architectuur van de werken. Zo krijgt de luisteraar een inzicht in het compositorische genie van Tchaikovsky, die vaak ongecompliceerd te werk ging en zich op een aandoenlijke, naïeve manier liet leiden door zijn muzikale hartstochten. Helaas missen de meeste stukken scherpte (op de schromelijk ondergewaardeerde 'Moscou Cantate' na) en verbleken ze onvermijdelijk in de aanschijn van Tchaikovsky's bekendere werk. Qua opzet zit het album goed in elkaar en de uitvoeringen zijn lucide, maar het repertoire mist raffinement.
Meer over Piotr Ilyich Tchaikovsky
Verder bij Kwadratuur
Interessante links