Het Ricercar label geeft in zijn reeks 'I Fiamminghi' deze dubbel-cd uit, een uitgave van opnames uit 1996 en 2002 met missen van twee laat renaissance componisten: Philippe Rogier en Matheo Romero, die beiden aan het Spaanse hof van Philips II en III in Madrid werkten.
Over Rogiers afkomst is weinig bekend: hij werd in Namen of Atrecht geboren en werd op jonge leeftijd gerekruteerd om deel te gaan uitmaken van de 'Capella Flamenca', het koninklijke ensemble uit de Spaanse hoofdstad. Ondanks het feit dat hij al op zesendertig jarige leeftijd stierf, schreef hij een omvangrijk oeuvre bij elkaar. Voor het huwelijk van een van Philips II's dochters met de hertog van Savooi schreef hij in 1585 een 'Missa Ave Mater Gloriosa'. Dat werk is echter verloren gegaan dus eren de uitvoerders deze Vlaamse polyfonist met een geloofwaardige reconstructie van hoe deze plechtigheid verlopen zou kunnen zijn. Het muzikale materiaal werd gevonden in Rogiers 'Missa Domine Dominus Noster' en put verder uit losse instrumentale composities en gregoriaanse gezangen om tot een collage van verschillende werken te komen zoals die in de late zeventiende eeuw een mis zou hebben opgeluisterd.
Over Matheo Romero – dat is de Spaanse versie van diens echte naam Matthieu Rosmarin - is meer bekend want hij kwam uit de gegoede burgerij van het prinsbisdom Luik. Op tienjarige leeftijd werd hij door de hofhouding van Philips II gerekruteerd en hij bleef de rest van zijn leven in Spaanse dienst, op latere leeftijd als muziekleraar van troonsopvolger Philips IV. Deze reconstructie van een hoogmis is gebaseerd rond de 'Missa bonae voluntatis', met toevoeging van vele instrumentale composities, soms van Romero en soms van diens tijdgenoten.
Die puur instrumentale tussenspelen (en dat zijn er naar renaissance gewoonte nogal wat) worden met een opvallend energieke ritmiek uitgevoerd. Dit is namelijk erg late renaissance muziek en de ensembles La Fenice en Doulce Mémoire, die uit drie cornettos, drie trombones en orgel enerzijds en cornetto en drie fagotten anderzijds bestaan, houden zich hier niet strikt aan de lijn van renaissance uitvoeringspraktijk waarin elke noot haar volle waarde meekrijgt maar neigen al meer naar een barokke uitvoeringspraktijk toe waarin ritmiek en ritmische 'drive' erg belangrijk zijn. In de uitvoering van het vierstemmige 'Pan divino graçioso' van Francisco Guerrero is zelfs al sprake van heel directe affecten, een theatraal gevoel dat een duidelijke wegwijzer richting barokmuziek is. Erg knap tot slot, is het 'Tiento de medio registro alto del I° tono', een solowerk voor orgel van Francisco de Peraza dat tussen Rogiers mis gestoken werd en vlot uitgevoerd wordt met een heldere, zuivere orgelklank.
Ook het koor past een meer directe, barokke zangstijl toe, vooral in Romero's mis (die uit 1625 dateert en dus veertig jaar later werd geschreven dan die van Rogier). Jammer genoeg komen niet alle solisten even sterk over. De beslissing om solistische zangers uit het koor te gebruiken is helemaal niet ongewoon maar als luisteraar heb je af en toe de indruk dat sommige sololijnen wat persoonlijkheid missen. De gregoriaanse passages die in beide missen gevoegd worden en die bijzonder lang kunnen zijn, komen echter heel verstaanbaar en zelfverzekerd over, met een sterke nadruk op dictie.
Beide missen van relatief onbekende componisten vormen prachtige combinaties van vocale, instrumentale en gregoriaanse muziek. Renaissance specialist Jean Tubéry verzorgt met deze dubbele uitgave een overtuigende lezing van deze knappe muziek op de grens tussen renaissance en barok.
Meer over Philippe Rogier, Matheo Romero
Verder bij Kwadratuur
Interessante links