Hoe de ’24 Caprices for Solo Violin, opus 1’ van Niccolò Paganini precies tot stand kwamen, is vrij gekend. Paganini werd in zijn tijd “violist des duivels” genoemd, omwille van de zogezegd onmogelijke grepen die hij op zijn instrument uitgevoerd kreeg en omdat hij als geen ander snelheid, souplesse en lyriek met elkaar wist te combineren. Paganini had echter ook een neus voor zaken en zo tourde hij de wereld rond met zijn eigen onspeelbare stukken, waarvan in zijn tijd geen partituur bestond (zegt men). Op die manier beschermde Paganini zijn eigen talent tegen andere virtuozen die ze eventueel ook uitgevoerd zouden krijgen. Paganini beschermde zijn “koopwaar” dus, maar later zette hij de ‘Caprices’ toch op papier met de bedoeling om ze als studies aan te bieden aan gevorderde violisten. Elke capriccio is namelijk gebouwd rond een bepaald euvel waar violisten mee geconfronteerd worden, hetgeen via het korte stukje dan in de vingers wordt gestoken. Dergelijke problemen reiken van complexe dubbelgrepen tot heel snelle passages of complexe pizzicato’s.
Meer dan puur om hun status en prestige, vindt Julia Fischer de caprices zelf ook echt mooi. Ze hoorde het werk voor het eerst als klein meisje, op een concert van sterviolist Thomas Zehetmaier, die onlangs de ultieme opname van dit werk maakte voor ECM. De concurrentie met Zehetmaier is voor Fischer een gewaagd parcours, maar meer dan de zuiver rationele en intellectuele benadering van de partituur permitteert Fischer zich vrijheden, om de lyriek beter naar voor te laten komen. Voor deze violiste zijn de 24 stukjes niet zozeer oefeningen in de viooltechniek, als wel miniaturen met telkens een heel sterk emotioneel karakter en een gans eigen verhaal. Dat is een straffe bewering, want wie gewoon luistert hoort voornamelijk de moeilijkheid, en minder de lyrische pracht. Zehetmaier ging daar echter veel verder in, en dat maakt zijn verhalende opname misschien preferabel. Toch hebben zowel Zehetmaiers als Fischers lezing elk hun eigen grote waarde. Bij Fischer staat de technische perfectie voorop, wat geresulteerd heeft in een foutloze opname, quasi zonder haperen. Zehetmaier is wat dat betreft iets lakser, in die zin dat hij zijn virtuoze grandeur koppelt aan een zekere pathos. Die staat de caprices wonderwel, waardoor ze plots anders klinken dan een mens gewoon is. Ze zijn tegelijk poëtischer als ruiger, ruwer en uitdagender, hetgeen een schitterende update is van de bestaande opnametraditie. Fischer doet die zelfde dingen, maar net in mindere mate, waardoor haar Paganini vooral aristocratisch en rationeel superieur klinkt.
Dat ze bij Decca Fischers mooie figuur gretig uitspelen via enkele mooie plaatjes op de cover, mag geen struikelblok zijn. Fischer moet het niet hebben van haar looks, maar dat die in haar voordeel zijn uitgevallen is alleen maar een toevalstreffer. Het is dus in de eerste plaats deze frisse, levendige interpretatie die ’24 Caprices’ zo waardevol maakt. Wie nog twijfelt tussen deze opname of die van Zehetmaier bij ECM, bekijkt het best waar de persoonlijke prioriteiten liggen. Is artistiek temperament het belangrijkst, dan zou men misschien Zehetmaier (ECM) kunnen verkiezen, terwijl een volledige onderwerping aan de wil van de componist uitmondt in de rationele perfectie van Julia Fischer. Voor wie er niet uit geraakt, is een dubbele aanschaf overigens niet onverstandig. Want telkens men Zehetmaier hoort, kan men zich nadien opnieuw verbazen over hoe anders en zuiver Fischer speelt. Een briljante uitvoering!
Meer over Niccolò Paganini
Verder bij Kwadratuur
Interessante links