‘Lucio Silla’ is een van de jeugdopera’s van Wolfgang Amadeus Mozart, een werk dat de zestienjarige componist in 1772 op commissie schreef voor het theater van Milaan. Het is een klassieke opera seria, dat zijn libretto uit de Romeinse oudheid haalt, meer bepaald uit de dictatuur van Lucius Cornelius Sulla (de geïtalianiseerde ‘Lucio Silla’ uit de titel) maar zoals dat in de achttiende eeuw de gewoonte was, gaat het libretto een openlijk politiek verhaal uit de weg voor een meer persoonlijke liefdesgeschiedenis tussen de zes hoofdpersonages. Deze opname dateert uit 1975 en laat het Mozarteumorchester Salzburg en dirigent Leopold Hager horen.

Hager leidt orkest en zangers van achter de klavecimbel, wat vandaag dankzij de authentieke uitvoeringspraxis niet ongewoon is maar in 1975 zeker als een unicum beschouwd mocht worden. Jammer genoeg valt de continuo wat magertjes uit. Dat gaat dan niet alleen over de balans, waarbij de klavecimbel haast volledig verdwijnt onder de zangers, maar ook over het nagenoeg totale gebrek aan versieringen die Hager aanbrengt om de recitatieven interessant te houden. Dat is een groter gebrek dan in andere opera’s want de recitatieven van ‘Lucio Silla’ zijn opvallend lang, en hier bijgevolg navenant eentonig.

De stijl van het Mozart-spelen is de afgelopen veertig jaar wel wat geëvolueerd maar Hagers interpretatie slaagt erin om Mozarts opera licht en vlot te houden. Soms kan het ook eens deugd doen om een orkest aan het werk te horen waarbij de strijkers vibrato gebruiken op aangehouden noten of een donkere, romantische klank produceren die we eerder met Brahms dan met Mozart zouden associëren. De gouden, symfonische gloed die de combinatie van blazers en strijkers produceren, bijvoorbeeld in Cinna’s eerste aria ‘Vieni ov’amor t’invita’, voelt misschien anachronistisch aan maar is daarom zeker niet afschuwelijk. Minder geslaagd is de weinig elegante, machinale manier van trillers spelen, zowel bij de strijkers als de houtblazers.

Alle klassieke kenmerken van de barokke opera seria blijven in ‘Lucio Silla’ aanwezig, ook al worden ze in een rococo kleedje gegoten: de lange aria’s, de uitvoerige coloraturen en vocaal-technische hoogstandjes en de afwezigheid van ensemblescènes. ‘Lucio Silla’ vergt dus een puike cast solisten en daar zorgt deze uitvoering wel grotendeels voor.

De rol van patriciër Lucio Cinna wordt vertolkt door sopraan Edith Mathis, die veel respect afdwingt met de behendige manier waarop ze zich door haar vaak hoogst virtuoze aria’s slaat. Mezzo Julia Varany kruipt in de huid van de verbannen senator Cecilio (dit was voor de tijd dat countertenoren werden aangesproken voor zulke rollen) en zet een uitvoering neer die opvalt door haar lyriek. Dat lyrische zet zich zelfs door in de beheerste manier waarop ze de vele loopjes in haar aria’s neerzet, gecontroleerd en zonder een enkele misstap. Arleen Augers’ warme stem houdt haar rol als Cecilios verloofde Giunia meeslepend en erg genietbaar, al ontbreekt het wat aan de karakterisatie die Mozarts vele vrouwenrollen in deze opera hadden kunnen gebruiken; in de plaats van een onschuldig meisje krijgen we een willekeurige – zij het goede – bel canto sopraan.

De kleinere rollen bevatten ook mooie prestaties, met sopraan Helen Donath bijvoorbeeld die een lyrische maar opvallend stijleigen Celia neerzet. Het koor van de Sazburger Festspiele (Salzburger Rundfunk- und Mozarteumchor) valt dan weer tegen, met korte koorscènes die vooral wazig en log klinken, hoe goed het orkest ook zijn best doet om zulke koormomenten van Romeinse glorie te voorzien. Een van de weinig duetten, ‘D’eliso in sen m’attendi’, tussen Giunia en Cecilio klinkt op stilistisch gebied maar weinig Mozartiaans, en eerder als een uittreksel uit een opera van Gounod of Massenet, met zwiepend lange zanglijnen en niks van de strikte frasering die Mozarts classicisme vergt.

Bij de mannenrollen presteert Peter Schreier als Lucio Silla wat minder, al moeten we benadrukken dat zijn prestatie nog altijd sterk genoeg is, met een trefzekere nootplaatsing en een verstaanbare dictie. Hij slaagt er niet in om met dezelfde liefde voor Mozarts melodievoering te zingen als de vrouwenrollen dat doen. Bijgevolg gaan zijn zanglijnen soms wat simplistisch klinken. Grootste minpunt is echter tenor Werner Krenn, die als Aufidio misschien wel een mooi stemgeluid bezit maar er niet eens voor kan zorgen dat zijn loopjes met enige vorm van trefzekerheid of controle uitgevoerd worden. Daardoor gaan stukken als zijn aria ‘Guerrier, che d’un acciaro’ zelfs pijnlijk ontoereikend aandoen.

Deze veertig jaar oude ‘Lucia Silla’ mag ook vandaag nog voor een erg genietbare, maar niet perfecte uitvoering zorgen. Heel wat zaken zouden in een hedendaagse interpretatie anders klinken, van de ‘symfonische’ orkestklank tot de karige continuo-invulling. Een over het algemeen tamelijk sterke groep solisten, die melodieuze en verstaanbare rollen aflevert en een orkest dat hoorbaar moeite doet om transparant te spelen, houden deze uitvoering echter gemakkelijk recht.

Meer over Wolfgang Amadeus Mozart


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.