Whimsical is wellicht het woord dat de muziek van de Nederlandse jazzpianist en improvisator Misha Mengelberg het best omschrijft. De term is moeilijk te vertalen. Het betekent natuurlijk zoveel als ‘speels’, maar het Engelse whimsical heeft ook iets heel doordachts in zich. Het betekent verder ook ‘maf’, ‘vreemd’ en ‘raar’, maar dan wel op een zeer innemende manier. En precies dat is Mengelberg: een ongeleid projectiel dat exact weet waar het heen gaat en een vreemde snuiter die je meteen in je hart wil sluiten.

Veel preciezer valt Mengelberg eigenlijk niet te omschrijven. De pianist zelf heeft zich ook nooit echt willen uitspreken over zijn muziek. In interviews laat hij meestal uitschijnen dat iedere poging tot definitie afbreuk doet aan het spontane karakter van zijn kunst. Maar dat wil niet zeggen dat Mengelberg er altijd het zwijgen toe heeft gedaan. In de loop der jaren heeft hij zelfs heel wat geschreven over en in de marge van zijn muziek. Die teksten zijn nu verzameld in het boekje Enkele regels in de dierentuin.

Wie hoopt dat ‘Enkele Regels in de Dierentuin’ een licht werpt op het muzikale denken van Mengelberg komt grotendeels bedrogen uit. Ook deze teksten zijn grillig, speels en uiteindelijk ondefinieerbaar. Ze zijn dus typische producten van de man die zich nooit op een principe of systeem wilde laten betrappen. Waar Mengelberg in zijn muziek harmonieën niet uit de weg ging, maar de regels van de klassieke harmonieleer ook nooit volledig wenste te volgen, zo zijn ook zijn teksten klassiek en tegendraads tegelijkertijd.

Vooral in het geval van de betogende teksten en de korte essays is dit soms wat frustrerend. Als lezer had je bijvoorbeeld wel iets meer willen lezen over wat Mengelberg precies tegenstond aan het optreden van het kwartet van John Coltrane op het Newport Jazz Festival van 1966. Uit gedegen kritieken kunnen immers ook de liefhebbers veel leren. Hetzelfde geldt voor het langste essay uit ‘Enkele Regels in de Dierentuin’, het in het nogal krakkemikkig Duits geschreven ‘Werdegang der Improvisation’. In deze tekst uit 1979 komt Mengelberg het dichtst bij een verklaring van zijn muzikale en artistieke idealen, maar ook hier moet de lezer die opvattingen uit zijn badinerende omschrijvingen destilleren. Improvisatie heeft voor Mengelberg, zo lijkt hij tussen de regels althans te beweren, iets met de ultieme afwezigheid van autoriteit te maken. Zoals gamelan de structuur van het Javaanse hof weerspiegelt en een symfonieorkest op een negentiende-eeuws leger lijkt, zo ontstaat geïmproviseerde muziek daar waar er geen dwingende structuren bestaan. Helaas is het volgens dezelfde redenering ook niet mogelijk om er op een gestructureerde manier over te schrijven. Bovendien is deze tekst een essay en waarschuwt Mengelberg halverwege: “braucht also nicht unbedingt zu gelingen”.

Die laatste uitspraak is van toepassing op alle teksten van Mengelberg: ze hoeven niet per se te slagen. Op de beste momenten levert dat heerlijk tegendraadse uiteenzettingen op, zoals het vervolgverhaal ‘Een Mirakelse Tocht Door het Scharrebroekse’ dat in 1972 als hoestekst bij ICP 013 van het duo Mengelberg/Bennink verscheen. Dat album werd uitgegeven op zes ep’s en elk van die flexibele plaatjes kreeg een aflevering van een vervolgverhaal, dat uiteraard nergens heen gaat, maar in zijn weerbarstige lulligheid wél zeer vermakelijk is.

En zo geef je je als lezer stapje voor stapje over aan het wonderlijke brein van Mengelberg, dat zich nooit helemaal wil uitspreken, maar altijd duidelijk maakt waar het hem om te doen is: om een vrije speelruimte waarin zo min mogelijk systemen heersen en waarvan een verwarrend soort humor de motor is. Een houding die bij gebrek aan een betere term, whimsical genoemd kan worden.

Meer over Misha Mengelberg


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.