Met Mendelssohns ‘Gondellied’ en Stings ‘Tea in the Sahar’ op de setlist is een albumtitel als ‘Gondellied in the Sahara’ niet onlogisch, noch opvallend vindingrijk. Andere combinaties waren ook mogelijk geweest, want het repertoire op deze plaat is erg breed: naast Sting en Mendelssohn passeren immers ook The Cure, Bach en eigen werk van pianist Carsten Daerr. Het meest opmerkelijker aan dit album is echter de bezetting met vocalist Michael Schiefel (die spaarzaam wat elektronische manipulaties aanwendt), pianist Carsten Daerr, bassist Mátyás Szandai en Miklós Lukás op het traditionele cimbalom. De combinatie van het speciaal gestemde cimbalom en piano klinkt bij momenten erg leuk, alsof het laatste door het bijkomen van het eerste plots vals komt te staan. Bovendien kan Miklós Lukás aardig virtuoos uit de hoek komen, waardoor zijn zigeunerinstrument een volwaardige tegenspeler voor de piano wordt.

Helaas is daarmee zowat het leukste van de cd gezegd en dat ligt grotendeels aan zanger Michael Schiefel die erg dominant, maar vaak even storend is. Nu kan over stemvoorkeuren eindeloos gesproken worden en valt niet te ontkennen dat Schiefel correct intoneert en scattend virtuoos uit de hoek komt, maar meer dan tongacrobatie worden zijn solo’s nooit. Zijn akoestische stemeffecten klinken erg gewoontjes en zijn stem mist inhoud en warmte. Dit wordt pijnlijk duidelijk in trage en zachte nummers, waaronder ‘Tea in the Sahara’. De spaarzame begeleiding in het open geluid van de song vragen een stem die kan vullen en dragen en dat lukt Schiefel nooit. Meer zelfs: wanneer hij overschakelt op falsetstem (een trucje dat hij geregeld uit de kast haalt) klinkt hij haast als een parodie van een contratenor, wat het elegant walsende ‘Gondellied’ totaal ongeloofwaardig maakt.

Het begeleidende trio van snaarinstrumenten kan aan de hele zaak niet veel verhelpen wegens ook te weinig zeggingskracht. De collectieve improvisaties worden kort gehouden en slechts hier en daar komt er muzikale charme aan de oppervlakte, zoals in het speelse ‘Präludium 3’ van Bach. Een mooi moment voor de fans van de vlotte-Bach-jazz van Jacques Loussier, maar niet meer dan dat.

Enkele tracks zouden met een andere vocalist erg mooi kunnen worden, zoals Daerrs ‘Gordon Matthew’ (een eerbetoon aan Sting – voluit Gordon Matthew Thomas Sumner). Niet in het minst omwille van de (jammer genoeg eerder zeldzame) stevige drive die het instrumentale trio weet te ontwikkelen. Ook de trage en intieme versie van The Cure-klassieker ‘Boys Don’t Cry’ met de kinderlijke onschuld van piano en cimbalom werkt mooi en roept zelfs de dromerig-weemoedige sfeer van een Susanna and the Magical Orchestra plaat op.

Verder dan “als” geraakt ‘Gondellied in the Sahara’ echter niet. De ongeïnspireerde vocalen en de brave onderbouw van de instrumenten doen het geheel meestal tam en onverschillig klinken. Een tegenvaller in de catalogus van het Hongaarse BMC-label dat heel wat beter materiaal in huis heeft. 

 

Meer over Michael Schiefel, Carsten Daerr, Mátyás Szandai Miklós Lukás


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.