Het Waalse label Ricarcar geeft bijna uitsluitend renaissance en vroeg-barokke muziek uit en deze heruitgave van opnames uit 1995 en 1998 is geen uitzondering. Het is de kamermuziek, voor klein vocaal en instrumentaal ensemble of klavier van Matthias Weckman (1616-1674) die centraal staat. Weckman was een leerling van Heinrich Schütz en een tijdgenoot en kennis van Johann Jakob Froberger en vulde dus de generatie in tussen Schütz en Dietrich Buxtehude, een van Johann Sebastian Bachs leraars. Hij werd in Thüringen geboren maar werkte achtereenvolgens in Dresden, Kopenhagen, Lübeck en Hamburg, waar hij organist van de Jacobikirche werd. De huidige opnames, op twee cd's werden gemaakt door La Fenice en het Ricercar Consort, beide geen onbekenden in de barokwereld.

De eerste van deze twee cd's is gewijd aan Weckmans instrumentale muziek. Het is een verzameling van sonates in Italiaanse stijl enerzijds, waar de invloed van Gabrieli en anderen goed te merken zijn en volkse, Duitstalige liederen anderzijds. Dit is vroegbarok, nog met een been in de renaissance maar de muziek bezit, zeker in deze uitvoering een levendig, uitgesproken ritmisch kantje dan men bijvoorbeeld in de 'sonata 4 a 4' of de evocatieve 'sonata 5 a 4 (battaglia)' kan waarnemen.

De sonates zijn vierstemmig geschreven voor een geijkt ensemble van cornettino, trombone, fagot en continuo (dat is hier klavecimbel en theorbe) behalve de tiende sonate, die driestemmig is en door strijkers en orgel uitgevoerd werd. Dit zijn werken met vier volwaardige en evenwaardige solistische partijen. Jean Tubéry steekt er kwalitatief ongetwijfeld bovenuit op cornettino, een één toon hoger gestemde variant van de renaissance cornetto. De andere instrumentalisten, Jean-Jacques Herbin op trombone en Christian Beuse op fagot spelen ook indrukwekkend al klinkt de fagot af en toe wat al te ruw van klankkwaliteit, wat charme wegneemt uit deze muziek. De trombonepartijen getuigen echter van een zelden gehoorde virtuositeit, wat bewijst dat het interessantste kamermuziekrepertoire voor dit instrument misschien wel in de vroege barok te vinden is.

Weckmans liederen zijn zonder meer wereldse muziek, zonder veel verdere pretentie. Ze tonen, in hun muziek en hun teksten hoe sterk Weckman verbonden moet zijn geweest met het dagdagelijkse leven in Hamburg. Sopraan Greta De Reyghere koos er dan ook voor om deze liederen (met oud-Duitse titels als 'Scherzlied an die süsse Anabelle', 'Loblied auf den Herrn Schuppen' en 'Der Schöne Hamburgerin Liebligkeit') zonder al te veel ernst te zingen, op een manier die tegelijkertijd trefzeker maar zorgeloos en vrolijk aandoet.

De tweede cd is volledig gewijd aan Weckmans klaviermuziek. Die klaviermuziek bestaat uit traditionele suites (een opeenvolging van een statige 'praeludia' met verschillende dansen zoals 'Allemandes', 'Courantes', 'Sarabandes' en 'Gigues'), toccata's, canzona's en fantasia's op oude liederen. In elk van deze werken is de invloed van de Noord-Europese orgelschool merkbaar, van Schütz onder meer en ook van Sweelinck, in de vrije quasi-impsorivaties die haast elk werk voorafgaan en in Weckmans beheersing van streng contrapunt. Klavecinist Siebe Henstra wisselt af tussen drie instrumenten: twee klavecimbels, eentje naar Nederlands en eentje naar Italiaans model en een klavechord dat een merkbaar zwaardere, getokkelde klank bezit.

Weckman schreef mooie en zelden gehoorde barokmuziek. Zoals deze beide cd's bewijzen zijn niet al zijn kamermuziek- of klavierwerken van hetzelfde niveau als die van, zeg maar Schütz of Buxtehude maar een groot vakmanschap en een grote elegantie kenmerken zowel zijn muziek als de uitvoering, door twee gerenommeerde barokensembles.

Meer over Matthias Weckman


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.