Hij mag dan heel wat terechte naambekendheid te danken hebben aan zijn samenwerkingen met mensen als DJ Spooky, El-P en de kerels van het Anti-Pop Consortium, bovenal blijft Matthew Shipp een pianist die in klassieke jazzcontexten floreert. Al is de muziek die hij daarbinnen laat horen alles behalve “klassiek” te noemen. Shipp is namelijk geen smooth talker noch een spektakelpianist, wel het soort muzikant dat andere richtingaanwijzers volgt dan de meeste van zijn collega’s. De muzikale gps die aangeeft waar de hypes liggen, staat bij hem uit, waardoor hij constant belandt op de hobbelige landweggetjes en dichtgegroeide wandelpaden die bekend zijn van Thelonious Monk, Andrew Hill en Ran Blake. Tegelijkertijd is hij ook sterk verschillend van deze invloeden: nog veel hoekiger dan Monk en met een voller geluid dan Blake. Shipp vraagt van zijn luisteraar dan ook een open geest en aardig wat concentratie, maar zijn steeds verrassende muziek dwingt tegelijkertijd tot luisteren.

Ter ere van zijn vijftigste verjaardag realiseerde de Amerikaan een dubbelalbum waarop hij als solist en in trioformat te horen is. Beide platen laten een muzikant horen die van het zoeken zijn eigen weg gemaakt heeft. Ritmisch speelt hij heel verbrokkeld, maar tegelijkertijd ook gericht, melodielijnen zijn vaak grillig en worden afgewisseld met McCoy Tyner-achtige blokakkoorden.

Opmerkelijk is zijn voorkeur voor het lage en het middenregister waardoor zijn muziek eerder filosofisch dan heldhaftig klinkt. Geregeld duikt  Shipp naar beneden om daar te murmelen of als een gestraft kind te zitten mokken. Even gemakkelijk kan hij echter ratelend uit de hoek komen en heeft hij een parelende touché waar menig klassiek concertpianist voor zou willen tekenen. Het meest opvallende is echter dat hij in alle situaties trefzeker klinkt: zijn vreemde muzikale kronkels zijn geen toevalstreffers, maar bewuste keuzes.

Hoe eigenzinnig deze keuzes ook mogen zijn, door de opbouw van de verschillende tracks neemt hij de luisteraar mee op zijn excursies. Zonder uitzondering vertrekken zijn eigen composities en interpretaties van standards uit duidelijk thematisch materiaal dat bovendien geregeld terug opduikt, als een eiland waarop de luisteraar even kan uitrusten. Vanzelfsprekend is dat basismateriaal echter niet. Opener ‘The New Fact’ is met de eenvoudige stijgende en dalende melodie nog het meest voor de hand liggend. De wals ‘3 in 1’ klinkt daarentegen resoluut atonaal en dissonant en in Strayhorns klassieker  ‘Take the A Train’ wordt de melodie geregeld onderbroken door clusters.

Ook het triospel laat zich niet zomaar in een hoekje zetten. Drummer Whit Dickey neemt erg veel vrijheid en legt vooral een rafelige, losjes uit de pols geschudde onderlaag. Gecombineerd met Shipps ritmisch hoekige ritmiek, lijkt het tempo zo tijdens de improvisaties te verdampen, waardoor de muziek nog een mysterie wint.

Van grotere invloed dan het drumwerk is de bas van Michael Bisio. Als solist en als trioman laat hij een haarscherpe intonatie horen en weet hij met een minimum aan middelen een maximum aan rendement te genereren. Zijn solo in ‘The New Fact’ demonstreert zijn gevoel voor polyfonie en muzikale ontwikkeling, terwijl hij in het ballad-achtige ‘Circular Temple Numer 1’ al strijkend een bescheiden, maar volwaardige tegenstem neerlegt voor een uitermate licht spelende Shipp. In het afsluitende ‘Virgin Complex’  krijgt Bisio de centrale plaats toebedeeld, waarbij Shipps pianoakkoorden als een aureool plechtstatig boven de gestreken bas hangen en de eerste cd van het dubbelalbum mooi en zacht wordt neergelegd.

Op de tweede cd staat Shipp er alleen voor. Hier zit hij meer in hetzelfde vaarwater dat echter boeiend genoeg is om de kleine 40 minuten de aandacht op te eisen. Hier wordt zijn wegblijven uit het hogere register nog opvallender en grijpt hij meer en sneller terug naar het thematische materiaal. Hier en daar neigt hij naar min of meer moderne klassieke muziek. De ritmische akkoorden van ‘Wholetone’ kunnen zo uit Stravinsky’s ‘Le Sacre du Printemps’ komen, terwijl de ratelende melodieën, onderbouwd met accenten in de begeleiding niet zouden misstaan in een pianostudie van Ligeti.

De muzikale eigenheid van Shipp komt echter het best tot uiting in zijn interpretatie van de oerklassieker ‘Fly Me to the Moon’. Het overbekende thema wordt haast wiskundig en onbewogen afgehaspeld. De doorgaans omfloerst gespeelde melodie krijgt zo een ruwe rand, die het stuk in een heel andere context plaats, ontdaan van alle sentimentaliteit. Toch klinkt de muziek nooit ironisch, laat staan sarcastisch.

De muzikale loopbaan van Shipp laat zich niet in gemakkelijke categorieën vatten. Met een even persoonlijke als compromisloze muzikale houding, doet hij toch de deuren niet dicht voor de invloeden van anderen. Het resultaat is een muzikant die zijn eigen school is, wars van wat anderen willen of vinden dat hoort. ‘The Art of the Improviser’ is daarvan een indrukwekkend muzikaal bewijs.

 

Meer over Matthew Shipp


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.