De negentiende eeuw bracht een hernieuwde aandacht voor oudere muzikale genres en vormen met zich mee. Het was Felix Mendelssohn-Bartholdy die opnieuw interesse wekte in het barokke, Bijbelse oratorium maar iemand als Carl Amand Mangold (1813-1889) volgde hem enthousiast.
‘Abraham’ ontstond in 1859/1860, op een moment waarop de politieke eenmaking van Duitsland tastbaar maar nog niet afgewerkt was. En die onstabiele situatie vindt zijn weerklank in Mangolds werk, dat een volk beschrijft dat onder de leiding van een krachtdadige leider en een vertrouwen in God haar vaderland terugvindt. In het oratorium is dat Abraham en de Joodse God maar het zouden evengoed Otto von Bismarck en een Lutheraanse God kunnen geweest zijn.
Er bestaat geen twijfel over dat dit romantische muziek is want vanaf de eerste noten begroeten warme hoornklanken, harmonieën à la Schumann en een stijl die soms aan de natuurevocaties uit Wagners ‘Lohengrin’ of ‘Tannhäuser’ doet denken de luisteraar. De ‘Kriegerischer Marsch’ had zo uit een vroege Wagner-opera (of uit een filmscore van John Williams – het verschil is niet zo geweldig groot) kunnen komen. Het is dus de orkestratie en de grotere rol die aan het orkest gegeven wordt, die dit oratorium apart zet van de Bijbelse oratoria van bijvoorbeeld Felix Mendelssohn. De koorpassages worden zo typevoorbeelden van dik georkestreerde negentiende-eeuwse polyfonie.
Gelukkig krijgt dit oratorium een fijnzinnige uitvoering mee, waarbij zowel koor als orkest zeker in zulke brede passages een intelligent gevoel voor nuance bezitten. Mooie passages zijn terug te vinden en de manier waarop een monumentale koorfuga afsluit op een door het hele koor introvert gezongen slotfrase, in de fijne klank van een enkele fagot en strijkers die recitatieven begeleidt of een delicate vioolsolo in de dialoog tussen Hagar en een engel.
Gezien het feit dat Abraham haast continu aan het woord blijft, zeker toch in het eerste gedeelte van het oratorium, is het een geluk dat Gilles Cachemaille, die zijn rol zingt een overtuigende prestatie neerzet. Zijn brede stem past goed in het warme klankbed dat Mangold in de begeleiding uitspreidt maar verliest geen accuraatheid. Hij vervalt dus nergens in een weinig tastbare, zwalpende basstem die deze uitvoering fataal zou kunnen zijn geweest maar slaagt erin expressief en gecontroleerd te blijven klinken.
De andere rollen zijn kleiner en ongewoon verdeeld. Zo wordt de rol van Abrahams zoon Isaak door een knaap gezongen. Het is een opvallend zware partij en men kan horen dat het Michael Ruhr niet altijd even gemakkelijk afgaat maar dat zijn slechts details. De kleur van een knapenstem is opvallend genoeg en Michael Ruhr zet in de eerste plaats steeds een razend accurate, frisse lezing neer.
De rol van Hagar valt in de schoot van alt Mechtild Georg. Ze bezit een slanke maar volle altstem die precies genoeg klinkt en net als de baritonstem van Gilles Cachemaille niet overdreven dik klinkt en dus expressief genoeg kan blijven. Gerd Türk, geen onbekende in barokmuziek, zingt een muzikale en prachtig beheerste rol als ‘eerste engel’, een bewijs dat barokzangers, met hun nadruk op frasering en dictie het ook uitstekend kunnen doen in romantisch repertoire. De enige sopraanrol is die van de stem van een engel, die met smaak wordt vertolkt door Monika Frimmer en die toont dat ze haar hele register en vooral haar hoogste noten perfect beheerst.
‘Abraham’ is misschien niet het origineelste werk uit de Duitse romantiek maar blijft mooie, sfeervolle muziek. De oertypische maar effectieve ‘woudkleuren’-orkestratie blijft mooi om te beluisteren en wordt door het Philharmonisches Orchester Darmstadt overtuigend leven ingeblazen. Bovendien beschikt deze uivoering over een stevige cast solisten die een genereuze, expressieve uitvoering kunnen laten horen.
Meer over C. A. Mangold
Verder bij Kwadratuur
Interessante links