Na zijn alom gelauwerde integrale opname van Beethovens pianosonates, nam Paul Lewis onlangs tevens alle pianoconcerti van de componist op. Deze interpretaties, aan de zijde van Europees prominent dirigent Jiri Belohlávek en het BBC Symphony Orchestra, werden eveneens quasi unaniem bejubeld omwille van hun verhalende kracht. In zijn opname van de Diabelli-variaties trekt Lewis alweer de kaart voor energieke interpretaties waarin Lewis' Beethovens karakters met verve uitvergroot. Ook in zijn pianosonates had Lewis het pad van de gematigde uitvoeringspraktijk reeds verlaten om de muziek vanuit een groot effect te benaderen. Daarbij gaat de pianist echter nooit over de schreef en de keuzes die hij maakt zijn op basis van de partituur altijd hard te maken. Wel knapten sommige Brendel-aanhangers af op Lewis' krachtpatserpassages, waarin hij met een force eigen aan de 21e-eeuw Beethoven vanuit een bijna dierlijk instinct leek te benaderen.
Het ziet er naar uit dat steeds meer pianisten het pad van het ultieme evenwicht expliciet willen verlaten en naar een bepaald idioom trachten te zoeken dat aansluit bij de eerder extreme emoties die de 21e-eeuw teisteren. Ook Nicolas Angelich ging in zijn recente opname van Bachs Goldberg Variaties op zoek naar een sentiment dat hedendaags aanvoelde. De kloof tussen oudere interpreten zoals Brendel, Perahia en Goode en de jongere garde met Angelich en Lewis als vertegenwoordigers, neemt kortom steeds duidelijker vormen aan. In geval van Beethovens Diabelli-variaties kan het voor de interpreet inderdaad twee kanten op. Enerzijds kan men vanuit de wetenschap dat de instrumenten uit Beethovens tijd geen harde touché verdroegen, aandragen dat men zelfs op Steinway best naar een zachte klank en een evenwichtige interpretatie streeft. Anderzijds stond Beethoven bekend als de meest excentrieke muzikant uit zijn tijd, die het extreem in de muziek – zeker naar het einde van zijn leven toe – vaak heel bewust opzocht. De centrale vraag is dan wat men tegenwoordig met dit oeuvre moet: het extreem naar hedendaagse maatstaven verder aandikken, of het buitensporige in de context van zijn tijd beschouwen en het dus houden bij een (naar de parameters van vandaag de dag) redelijk brave lezing.
Paul Lewis weet bij welke school hij zich wil aansluiten. Zijn keuzes zijn echter geen beledigingen aan Beethovens adres. Het walsje dat het Diabelli-thema eigenlijk is, verliest bij Lewis zelfs tijdens de voorstelling van het motief al zijn spitsvondige, geestige karakter, enkel en alleen door Beethovens crescendi binnen het thema serieus te nemen. Meteen legt Lewis de ruwe bolster die dit werk is bloot. In de volgende variaties disseceert de pianist ook de humor en de spitsvondigheid van Beethovens partituur. Dit zelden op heel discrete wijze, maar ook zonder teveel uit te pakken met zijn lef en uithoudingsvermogen. Pianistiek is deze Diabelli-opname bovendien schitterend: Lewis' techniek is fenomenaal, en Harmonia Mundi heeft dat met een uitstekende opnamekwaliteit extra kunnen benadrukken. De bassen zijn hard maar helder en de rechterhand klinkt altijd zuiver.
Lewis, die de Diabelli-variaties niet ziet als een lange wandeling met tal van sluipwegen, maar als een berg die bedwongen moet, zet met deze opname een echte krachtprestatie neer. Niet iedereen valt voor de duidelijke geprononceerde, Beethoveniaanse karakters, waardoor bijvoorbeeld de opnames van Brendel voor een bepaald publiek toch preferabel blijven. Niettemin kan deze interpretatie uitgroeien voor een schare Lewis-fans die deze 21e-eeuwse lezing kunnen smaken.