De carrière van Erich Wolfgang Korngold (1897-1957) begon veelbelovend want de jonge componist zette zijn eerste stappen in de muziekwereld als een negenjarig wonderkind dat door grootheden uit het Weense muziekleven als Richard Strauss, Gustav Mahler en Alexander von Zemlinsky bewierookt werd. Als operacomponist maakte hij nog het meeste naam, onder meer met de nu nog regelmatig uitgevoerde ‘Die Tote stadt’ uit 1920.
Net als zijn tijdgenoot Arnold Schönberg kwam Korngold aan het eind van de jaren ’30 in Amerika terecht maar in tegenstelling tot zijn landgenoot voelde hij zich niet te beschaamd om voor de bloeiende Amerikaanse filmindustrie te gaan werken. Het cerebrale idioom van Schônbergs modernisme sprak Korngold überhaupt niet zo aan en de joodse componist zwoor dat hij pas weer ernstige muziek wou componeren wanneer Hitler niet meer aan de macht was in Duitsland. Tussen 1935 en 1947 schreef hij muziek voor bijna twee dozijn grote Hollywood-producties en stuurde zo de Amerikaanse filmmuziek een richting uit die uiteindelijk tot bij John Williams, Ennio Morricone en John Barry zou leiden. Die ernstige muziek kwam er weer vanaf 1945 met het bekende vioolconcerto en de minder bekende ‘Symphony in F sharp’ die in 1954 haar première kreeg. De Europese muziekwereld toonde op dat moment al meer interesse in avant-garde en serialisme en wanneer critici Korngolds symfonie ‘Mahleriaans’ noemden, dan was dat niet eenduidig als compliment bedoeld. Zo is het wonderkind Korngold beschouwd gaan worden als een muzikale conservatief, iemand die geen gelijke tred kon houden met de onstuitbare beweging van de muzikale avant-garde met zijn experimenten en intellectualisme. Het is een onterechte beoordeling van een componist die een op het eerste gezicht optimistische maar onderhuids verbitterde symfonie schreef.
Uiterlijk is Korngolds symfonie een klassiek opgebouwd werk dat uit de vier traditionele delen (inleiding, scherzo, adagio en finale) bestaat. Binnen elk van die delen volgen thema’s met een onmiskenbaar Amerikaanse inslag elkaar echter vrijelijk op, zonder de hechte verbanden en ‘thematische ontwikkeling’ die negentiende-eeuwse symfonieën zo kenmerken. Korngold werkt niet met een kernmotief dat elk van de vier delen met elkaar in verband brengt maar citeert in de plaats naar hartelust uit tien jaar filmmuziek die hij in California componeerde. Dat resulteert in een verstaanbare, vaak vrolijke symfonie vol herkenbare melodieën die dezelfde epische vertelkracht bezit als de beste filmmuziek die Hollywood wist voort te brengen. Klinkt de triomf aan het eind van het eerste deel wat hol, dan wordt dat goed gemaakt in de (gemaakt?) luchtige finale, vol technisch virtuozenwerk in de houtblazers.
Korngold schreef dus zeker leuke muziek maar daar komt nog bij dat het Orchestra Philharmonique de Strasbourg voor een bijzonder capabele uitvoering zorgt, eentje die een gevoel van transparantie en structuur in de muziek houdt. Korngolds rijkelijke klankpalet loopt namelijk snel het risico kopje onder te gaan in een minder kernachtige en meer op effecten gerichte uitvoering. Dirigent Marc Albrecht past ervoor op om climaxen niet op te blazen en de trage bewegingen een vlotte cadans mee te geven. Delen als de finale of het scherzo van de symfonie getuigen zo van een sterk afgelijnde ritmiek en een transparantie die aan kamermuziek doet denken. De strijkers van het orkest verdienen een eervolle vermelding door de zuivere manier waarop ze Korngolds melodieën dezelfde richting uit fraseren. Slagwerk is klaar en duidelijk aanwezig zonder het orkest te overstemmen en harp, piano en harmonium (in de toneelmuziek) blijven mooi in balans met de rest van het orkest.
De toneelmuziek voor de Duitse vertaling van Shakespeare’s ‘Much Ado About Nothing’, in opdracht van het Wiener Volkstheater dateert van zowat dertig jaar vroeger, uit 1918. In tegenstelling tot de vaak zwaarwichtige Europese muziek waarmee Korngold naam maakte in de jaren ’20, zijn dit heldere, vrolijke stukjes die het luchtige karakter van Shakespeare’s komedie onderstrepen. De stap naar Disney’s klassieke filmscores is verbazingwekkend snel gezet. ‘Viel Lärmen um Nichts’, zoals het stuk in Duitse vertaling heet, blijft een vlotte uitsmijter, met zijn vijf opgewekte, korte deeltjes. De ‘Symphony in F sharp’ duurt langer, is doordachter maar stelt tegelijkertijd een melodieuze, meer onmiddellijk toegankelijke Korngold voor dan bijvoorbeeld de meer hermetische ‘Symphonic Serenade’ die terzelfder tijd geschreven werd. De erg bekwame uitvoering door het Orchestre Philharmonique de Strasbourg zal op haar beurt ook niet snel door andere uitvoeringen geëvenaard worden.