Van Joseph Haydns fantastische partituur rondom de zeven laatste woorden van Christus bestaan een heel aantal versies, gaande van de originele creatie voor strijkorkest tot een editie voor solopiano. Ook een versie voor strijkkwartet doet de ronde, hoewel dat niet de partituur is die de vier musici van het Henschel Quartett onder handen nemen. De Spaanse componist José Peris Lacasa zag immers graten in een bewerking voor stem en strijkkwartet, waarbij hij de woorden van Christus in de mond legt van een mezzo-sopraan. De ontstaansgeschiedenis van dit arrangement voert overigens helemaal terug naar de plek waar Haydn de opdracht kreeg om dit werk te schrijven, met name de stad Cádiz. Daar bestond en bestaat nog altijd het gebruik dat een priester voor het altaar knielt en hardop de zeven laatste zinnen van Christus uitspreekt, een gebeuren (dat zich in een door kaarsen verlicht duister voltrekt overigens) waarvoor Haydn van het hof een soort soundtrack moest schrijven. Dat deed hij met verve, in wat een van zijn meest gevierde composities zou worden. Gezien Haydn de woorden ook letterlijk verwerkte in zijn compositie en ze onder bepaalde flarden van de eerste vioolpartij schreef, kan een arrangeur deze frasen mits aanpassing van de eerste strijkerstem overnemen en op die manier een nieuwe editie het licht laten zien.
Het originele gebruik werd door Jordi Savall nagespeeld en bij Alia Vox uitgegeven, hetgeen nog steeds een standaard vormt voor dit meesterwerk. Dramatisch is deze uitvoering door het Henscel Quartett en mezzo Susanne Kelling immers iets minder aantrekkelijk. Uiteraard blijft de dramatiek inherent aan de partituur overeind: Haydns 'Die sieben letzten Worte unseres Erlösers am Kreuze' is een sterk voorbeeld van hoe muziek het gebeuren van een tekst tragisch kan onderstrepen. "Ik heb dorst" bijvoorbeeld laten begeleiden door gortdroge pizzicati, of alleen bij Christus sterven een van de zeven sonatevormen laten eindigen in mineur: het zijn relatief eenvoudige, maar daarom des te meer indrukwekkende ingrepen van een genie dat zich met veel devotie op zijn werk stortte. In deze uitvoering hanteert het Henschel Quartett, dat de voorbije vijftien jaar al een aardige reputatie bij elkaar speelde, voor wat slepende tempi. Die hebben een emotioneel, bijna larmoyant effect dat te verdedigen is, maar tegelijk mist hun interpretatie het vuur van de orkestversie. Evenzeer twijfelachtig is de mezzo van Susanne Kelling, die wel erg licht uitvalt en weinig theatrale draagkracht heeft om de zeven laatste woorden te veruitwendigen. Deze opname bij Challenge Classics blijft weliswaar uitblinken in noblesse en esthetische precisie, maar is dat wat de zeven laatste woorden nodig hebben? Zouden ze niet scherper, wranger en hartverscheurender moeten uitgevoerd worden?
Uiteraard is het altijd mooi meegenomen klassiekers uit het repertoire eens te beluisteren terwijl ze in een ander jasje werden gestoken. Dat is voor deze cd, begeleid door een goede cd-tekst, niet anders. Aan de andere kant: er bestaan al zoveel edities van dit werk. Was deze laatste echt een noodzakelijke toevoeging? Allicht niet, hoewel het Henschel Quartett uitgenodigd werd op het Spaanse hof en daar het werk mocht spelen op de Stradivarius-collectie. Ook het Vaticaan bleef niet ongevoelig voor de bewerking van José Peris Lacasa en nodigde de vijf musici uit om het werk daar op te voeren. De lovende woorden die de Paus toen sprak, schrijven de muzikanten trots bij op hun palmares. Niet zonder reden natuurlijk, want zoals gezegd is het een mooi arrangement dat hier kwalitatief wordt uitgevoerd. Toch zal door de muziekwereld meer reikhalzend worden uitgekeken naar ander werk van het Henschel Quartett bij Challenge Classics, dat met deze musici alweer een flinke dosis maturiteit in huis heeft gehaald.