De geschiedenis van de strijkinstrumenten bevat enkele rariteiten die korte tijd populariteit gekend hebben maar, om welke reden dan ook, snel weer verdwenen zijn. De arpeggione, waarvoor Schubert zijn gelijknamige sonate schreef is zo een instrument en de baryton, een aan de cello verwant instrument met zes of zeven snaren en een hele hoop secundaire snaren die meeresoneren met de aangestreken snaren, is ook zo een voorbeeld. In Haydns tijd was de baryton al een zeldzaam instrument maar omdat Haydns werkgever, prins Nikolaus Esterhazy het bespeelde, zou Haydn tientallen werken voor baryton componeren.
Haydns oeuvre voor baryton is dan ook zowel uitgebreid als verscheiden. Hij schreef niet minder dan 125 trio's voor baryton, viool en bas en componeerde daarnaast talrijke werken voor grotere bezetting, waarin de baryton een belangrijke (zij het dan niet al te moeilijke) rol te vervullen had. Dit cd'tje stelt vier van zulke zelden gespeelde werken voor: drie octetten voor strijkers en twee hoorns en een kwintet voor twee hoorns, altviool, baryton en bas.
Dat Haydns barytonwerken zelden gespeeld worden, ligt in de eerste plaats aan het feit dat de baryton een zeldzaam en moeilijk bespeelbaar instrument is, dat met zijn hese, gedempte timbre geschikt is voor kamermuziek maar verloren zou gaan in een groter ensemble. Bovendien bevatten deze werken twee pittige hoornpartijen die niet zomaar door iedereen speelbaar zijn en getuigen van de kwaliteit van de muzikanten die Haydn in Esterhaza tot zijn beschikking had. Haydns barytonwerken zijn echter boeiende en complexe werken, die geschreven werden voor een vrij intieme kring van muziekliefhebbers en dus zeker meer diepgang bevatten dan de gemakkelijk beluisterbare gelegenheidsmuziek uit die late achttiende eeuw. Deze 'divertimenti' kan men dus evengoed opvatten als kleine symfonieën voor sterk gereduceerde bezetting. Het Haydn jaar 2009 bracht al een eerdere opname van deze werken, met de Haydn Sinfonietta Wien en dus dringt een vergelijking zich onvermijdelijk op.
Waar de muzikanten uit Wenen zich aan een gestroomlijnde, vloeiende uitvoering houden, klinkt het Combattimento Consort hoekiger, pittiger. Dat toont zich in scherpe accenten, zoals die die het langzame deel van het divertimento in g, Hob.X:12 doorprikken of in vrij agressieve hoornpartijen met opvallende gestopte noten, zoals in het snelle tweede deel van het kwintet. Keerzijde van een zulke ruwere aanpak als deze is dat Haydns muziek wat lijnvoering mist en het een lezing die het 'tegendraadse' van Haydn in de verf wil zetten soms aan elegantie mankeert.
Het Combattimento Consort speelt gelukkig vlotjes genoeg om dat niet tot een al te grote bekommernis te maken. Een keuze voor niet al te snelle tempi laat veel en gedetailleerd fraseer- en articuleerwerk toe. En de baryton zelf blijft een mooi instrument dat in een kleine bezetting als deze fijntjes tot zijn recht kan komen. Een goed voorbeeld daarvan is het kwintet in D, Hob.X:5, waarin alle instrumenten behalve baryton met demper moeten spelen zodat de baryton met een wat logge maar zangerige klank gemakkelijk naar voren kan treden.
Dit is een Haydn uitvoering die het delicate, intieme karakter bewaart van wat pure kamermuziek voor grotere bezetting is en vier nagenoeg vergeten werken presenteert voor baryton en ensemble die muzikaal interessant genoeg zijn om door een groter publiek gekend te worden.
Meer over Joseph Haydn
Verder bij Kwadratuur
Interessante links