Deze cd belicht de kamermuziek die Johannes Brahms voor altviool schreef. Strikt genomen zijn dat slechts de 'Zwei Gesänge' opus 91 voor mezzosopraan, altviool en piano maar die worden hier aangevuld met de twee sonates op.120 en het trio op.144. Die werden oorspronkelijk voor klarinet geschreven maar Brahms voorzag ook een altvioolpartij. Het origineel daarvan is echter verloren gegaan en dus mikte altviolist Thomas Riedl hier op een evenwichtige balans tussen Brahms intenties voor klarinet en hetgeen goed klinkt op een strijkinstrument.
Het 'allegro', het eerste deel uit het trio op.114 toont hoe de muzikanten drie belangrijke aspecten van Brahms' muziek belichten: een strakke ritmiek waar Brahms daarom vraagt, veel lyriek op typisch tragische mineur-passages en een verzorgde elegantie die goed tot haar recht kan komen in het 'Andantino Grazioso' van dit werk, een derde deel dat als een rustig soort intermezzo voortkabbelt. Een strakke maar impulsieve manier van spelen kenmerkt de finale van het trio waarbij cellist Gustav Rivinius en Thomas Riebl elkaar wat frasering en accentuatie betreft perfect aanvoelen.
De keuze voor altviool als solo-instrument en niet klarinet verandert niet zelden de textuur van de twee sonates en het trio. De samenklank van altviool en cello is heerlijk romantisch en komt in het trage deel van het trio goed tot haar recht en over het algemeen in elke passage waar melodielijnen tussen de twee instrumenten gelijk lopen. Vele stevige snelle passages komen veel grootser over op altviool dan op klarinet, zeker wanneer Thomas Riebl het effect van enkele treffende dubbelgrepen goed benut. Het 'vivace', de finale uit de eerste sonate komt zo ritmisch erg precies over, uitgevoerd met een vlammende energie. De arpeggio's en typische trekjes voor klarinet krijgen wat meer accentuering mee dan een klarinettist ze zou geven en dat geeft eigenlijk wel een best mooi effect. Thomas Riedls pianissimo dynamiek is warm aan te raden en in beide sonates speelt hij dan ook veelvuldig een spel met de piano, waarbij herhaalde passages extra stil en meditatief gespeeld worden. Elke frase leeft bij hem, zowel energieke uitbarstingen van virtuositeit als meer ingetogen lyriek. Een fijne vibrato die volledig in dienst staat van de muziek is daar zeker niet vreemd aan. Ondanks momenten van stormachtige dramatiek (zoals het 'allegro appassionato' van de tweede sonate) houden zowel altist als pianist zich vrij stikt aan een basistempo, dat niet verstoord wordt door al te veel rubato.
Mezzo Michelle Breedt zingt met een redelijk fijne stem, zonder al te veel vibrato en dat geeft de twee liederen op.91 een persoonlijke, kamermuzikale atmosfeer. Jammer dat ze af en toe haar noten een klein beetje opblaast, iets waar echter ook wel meer mezzosporanen mee kampen en storen doet het zelden echt.
Brahms' kamermuziek voor klarinet doet het ook goed met altviool en met een uitstekende uitvoering als deze krijgen deze vrij bekende composities nieuw leven ingeblazen. Riedls aanstekelijke altvioolspel en de goede verstandhouding tussen de vier muzikanten op deze plaat zorgen voor een erg boeiende beluistering.
Meer over Johannes Brahms
Verder bij Kwadratuur