Als componist sleutelde hoboïst Heinz Holliger de laatste jaren vooral aan hedendaagse muziek. Albums waarin hij het belangrijke hoborepertoire onder handen neemt, zijn dan ook relatief zeldzaam geworden, maar met enkele Bach-klassiekers trakteert de muzikant het publiek nu weer op een bijna onovertroffen elegantie in klank en frasering. Zijn moderne instrument laat Holliger "botsen" met de authentieke instrumenten van het Camerata Bern, wat een auditieve spanning veroorzaakt waarbinnen de muziek van Bach constant levendig en affectueus klinkt. Dat Holliger op zijn leeftijd geen maniërist geworden is, maar nog steeds de principes van de Barokke stuwkracht begrijpt en respecteert, zorgt er bovendien voor dat de inventiviteit van Bach als componist voortdurend opvalt. Tegelijk behoedt violist en dirigent Erich Höbarth solist en orkest voor opdringerige effecten, waardoor de grote natuurlijkheid van de muziek uiteindelijk de essentie van de opname vormt. Het motto 'Ich hatte viel Bekümmernis' is daarbij een uitstekend gekozen kernzin, die de grote melancholie die deze opname uitwasemt, perfect ondersteunt. Bovendien verwijst de titel naar Bach's cantate BWV 21 met dezelfde titel; begin 18e eeuw was het niet ongebruikelijk dat componisten hun cantates herwerkten voor andere bezettingen en op die manier kwamen ook bepaalde werken tot stand die Holliger op deze cd speelt.
Niet toevallig opent de cd met de bewuste cantate, die Bach zelf omvormde tot een 'Sinfonia' voor solo hobo, solo viool, strijkorkest en basso continuo. Warmte is duidelijk een kernwoord voor het Camerata Bern, dat rechtopstaand speelt en zo als een innig deken rondom de beide solisten grijpt. De dirigent van het Camerata Bern, die tegelijk de solovioolpartij voor zijn rekening neemt, vertolkt de droevige melodie vanuit hetzelfde, ietwat slepend principe als Holliger zelf, waardoor beiden elkaar perfect aanvullen. Vervolgens waagt Holliger zich aan het overbekende 'Konzert c-Moll, BWV 1060', met een motief dat iedereen allicht al eens heeft horen waaien. Prachtig hier is hoe de orkestklank zich verder zet in die van de hobo en vice versa: de symbiose is werkelijk totaal en de concerto-vorm komt op die manier ook helemaal tot zijn recht. In het tweede deel, een gevoelig 'Adagio', tillen Höbarth en Holliger het geheel moeiteloos op en maken ze van dit dubbelconcerto precies wat het moet zijn: een intieme dialoog tussen twee stemmen, waaronder de strijkers van het Camerata Bern subtiel pizzicati plaatsen. Het slotdeel is dan weer een vivant 'Allegro', met de grootst mogelijke zwierigheid vertolkt. De niet te zwaar aangezette basso continuo houdt dit deel overigens goed verteerbaar en de gelijkwaardigheid tussen de verschillende stemmen wordt tot in de orkestdynamiek gerespecteerd.
Het 'Adagio' uit de Paassymfonie 'Kommt, eillet und laufet, BWV 249' vormt dan alweer een triest getinte opmaat naar het 'Konzert A-Dur, BWV 1055'. Holliger mag hier alleen schitteren boven een opnieuw heel glansrijk vertolkte strijkerspartij. De sfeervolle orkestinleiding vertaalt zich bovendien ook naar de volgende twee delen, waardoor de hobo telkens als het ware in de muziek moet glijden. Met het 'Konzert d-Moll' krijgt de luisteraar vervolgens terug helemaal vertrouwd terrein onder de voeten: het betreft een zeer bekend werk dat Bach bewerkte en dat ene Alessandro Marcello zou nagelaten hebben. Met nog een 'Sinfonia' (uit de cantate 'Weinen, Klagen, Sorgen, Zagen, BWV 12') en het 'Konzert d-Moll, BWV 159' bereikt dit schitterende album dan een einde. Holliger selecteerde klassiekers, maar wisselt die af met interessante cantates en zo worden de concerti nergens vervelend. Uitstekende repertoirekeuze, maar bovenal subliem spel van solisten en orkest maakt deze opname allicht tot een van dé Bach-opnames van 2011. Een echte parel om te koesteren dus.