Op een nieuwe opname van Bach's 'Die Kunst der Fuge' zit allicht niemand in het bijzonder te wachten. Er verschijnen immers interpretaties bij de vleet, de een al interessanter dan de ander. Als een ensemble met naam en faam als die van de Akademie für Alte Musik Berlin deze muziek echter opneemt, is er reden genoeg om de opname meteen enkele keren te beluisteren. En inderdaad: meer dan de puur technische benadering koos het Duitse collectief voor een levendige aanpak, die de kleuren in de partituur heel mooi naar voor laat komen en die de fugatische kunst ten dienste stelt van de emotie en de melodie. Volgens eerste violist (en spreekbuis van het ensemble) Stephan Mai gebeurt immers te vaak het omgekeerde: de muziek wordt geïntellectualiseerd en verliest daarmee zijn dramatische zeggingskracht. Van deze opname kan onmogelijk hetzelfde gezegd worden, want met een golvende, volle klank krijgt 'Die Kunst der Fuge' soms regelrechte sprookjesachtige allures.
Transparantie was voor Mai en zijn volgelingen niet het ultieme streefdoel, wel wilde men de spontaniteit en de schoonheid van Bachs partituur heruitvinden. Waarom had de componist, die heel ingenieus moeilijke vormen in elkaar wist te passen, anders zo lang aan de partituur gewerkt? Niet omdat het een geestelijke bekroning op zijn oeuvre moest worden, wel omdat 'Die Kunst der Fuge' de essentie van zijn stijl in de allermooiste en meest vrije lyrische lijnen moest gieten. Daarom ging Akamus (zoals de Akademie für Alte Musik Berlin wel eens genoemd wordt) op zoek naar een gediversifieerd instrumentarium om de ruim vijf kwartieren contrapunt tot een wervelende ervaring om te toveren. Vanuit die gedachte ontstaat een zeer belangrijk verschil met datgene wat in de opnametraditie dikwijls wordt aangenomen. Opmerkelijk is bijvoorbeeld ook dat de gebruikelijke Barokke cover ontbreekt, om plaats te ruimen voor een veel directer in het oog springende kleurensamenstelling die onmiskenbaar het revolutionaire van Mondriaan in herinnering brengt. Kleuren, in de meest muzikale betekenis van het woord, worden doorheen deze opname breed uitgespeeld, zonder daarbij de technische fijnzinnigheden te veronachtzamen of de subtiliteiten op te blazen.
Toch kan men stellen dat deze opname weinig toevoegt aan de bestaande traditie. Een klein decennium geleden nam Jordi Savall deze muziek immers op met zijn ensemble Hespèrion XX en de instrumentale veelzijdigheid die Savall daarin bereikte, doet deze prachtige cd alsnog een tikkeltje verbleken. Hespèrion is niet zo zachtmoedig als de Akademie für Alte Musik Berlin en gaat minder voor de romantische strijkersklank, noch doen de houtblazers bij Savall aan maagdelijke schapenhoeders denken. Zijn visie op 'Die Kunst der Fuge' was nog radicaler in haar zoektocht naar esthetiek en door extremere kleuren op te zoeken, laat die opname nu nog steeds een meer verpletterende indruk na. Dat doet echter niet af aan de verdienste van deze frisse versie, die de technieken van Savall hanteert in een poging een uiterst poëtische versie in elkaar te steken. Zo wordt de eerste contrapunctus ook voorafgegaan door het slotkoor uit de cantate BWV 38 ('Aus tiefer Not'), dat getransponeerd werd naar dezelfde toonaard en zo helemaal dezelfde sfeer moest ademen. Het is een aangename opmaat naar een minstens even aangename opname, waarin het gebruikelijke, obscure opnamelicht plaats ruimt voor een zoete maneschijn die velen zal kunnen bekoren.