Het label Alpha geeft hiermee een vierde volume uit in een verzameling van Johann Sebastian Bachs concertos. Zowel bachs vioolconcerto in a klein, BWV 1041 als drie andere dubbel- en tripelconcerti op deze plaat (dat voor twee klavecimbels BWV 1061, voor traverso, viool en klavecimbel BWV 1044 en het tweede Brandenburgs concert) ontstonden waarschijnlijk tijdens Bachs verblijf aan het prinselijk hof van Cöthen, waar religieuze muziek niet toegelaten was en wereldse, instrumentale muziek bloeide.
Bachs vioolconcerto in a klein is een van zijn bekendste werken maar het doet steeds goed om dit werk te horen in een bescheiden uitvoering die de muziek en niet de vioolvirtuoos die de solopartij voor zijn rekening neemt, centraal stelt. De klank van violist Pablo Valetti ligt goed ingebed in die van de strijkers die hem begeleiden en domineert nergens excessief het ensemble. Vooral de bassen van Café Zimmermann kunnen zwaar uit de hoek komen, wat deze muziek met beide voeten stevig op de grond houdt. Valetti neemt Bachs technische loopjes met een verrassend gemak, zonder opmerkelijke bravoure maar meteen ook zonder merkbare moeite.
Van Bach zijn verscheidene concerti voor klavecimbel of klavecimbels overgebleven maar het concerto BWV 1061 is waarschijnlijk het enige originele werk: de andere zijn eigen transcripties van ondertussen verloren gegane werken die Bach voor hobo of viool schreef. Bachs technische meesterschap op het instrument (hij schreef deze werken voor zichzelf en zijn studenten of eigen kinderen) wordt overduidelijk tentoon gespreid, onder meer in de karige begeleiding, die afwezig is in het langzame middendeel en slechts nauwelijks meer prominent aanwezig is in de hoekdelen.
De herkomst van het concerto BWV 1044 is wat onduidelijk. De combinatie van solo-instrumenten (traverso, viool en klavecimbel) weerspiegelt die van het vijfde Brandenburgs concerto en de drie delen zijn duidelijk gebaseerd op composities van Bach. Maar het is goed mogelijk dat het concerto geschreven werd door Bachs student Johann Gottfried Müthel, die voor het eerste en laatste deel Bachs prelude en fuga BWV 894 voor orgel en voor het middendeel het trage deel uit een triosonate BWV 527 eventjes 'leende'. Dit blijft echter een meesterwerkje van polyfonie en virtuositeit, dat een stevige uitvoering meekrijgt die ritmisch en gedreven klinkt. De relatief grote klank van klavecimbel en viool spelen in het nadeel van de fluit die met zijn zachte timbre wat benadeeld blijkt.
Het tweede Brandenburgs concerto tot slot is een werkje in de Italiaanse concerto grosso traditie zoals die door Vivaldi of Händel beoefend werd. De combinatie van solo-instrumenten – trompet, hobo, blokfluit en viool – vertegenwoordigt de belangrijkste instrumentale families. Op deze opname hoort men een indrukwekkende uitvoering van de uiterst zware en hoge trompetpartij. Het tweede Brandenburgs concerto is terecht een concerto met een geduchte reputatie bij trompettisten maar daar merkt men hier haast niets van – trompettist Hannes Rux speelt vlot en zonder meer zuiver in de hoogte en klinkt over de hele lijn stevig. Hij wordt natuurlijk geholpen voor de dynamische uitvoering van de rest van het ensemble, dat met hoorbaar genot in het openingsdeel vliegt. Het trage deel behoudt een vlot tempo, komt nooit helemaal tot rust maar behoudt een zekere spanning, iets wat trouwens ook het langzame deel uit het concerto voor twee klavecimbels kenmerkt.
Dit zijn uitvoeringen die bovenal zelfzeker en robuust klinken, een Bach die minder betoverend intieme momenten bevat dan wel een opzwepende energie en een vernuftig, hecht samenspel tentoon spreidt.
Meer over Johann Sebastian Bach
Verder bij Kwadratuur
Interessante links