Toen Bach in 1718 op bezoek was in Berlijn, kreeg hij de opdracht van de markgraaf van Brandenburg om zes nieuwe concerten te schrijven voor zijn hoforkest. De zes werken die Bach voor die gelegenheid schreef zijn de geschiedenis ingegaan als de zes Brandenburgse concerten. Er bestaan echter redenen om te geloven dat Bach gewoon zes eerder geschreven werken bij elkaar gebundeld had. Dat zou alleszins de gevarieerde bezetting van deze composities kunnen verklaren. Het Combattimento Consort Amsterdam, een barokensemble dat op moderne instrumenten speelt, voert deze concerten uit. Muzikaal leider is Jan Willem de Vriend, die ook de solovioolpartij uitvoert.
Het orkest waarvoor Bach schrijft verschilt bij elk concerto. De traditionele groep strijkers wordt afwissend versterkt door een paar hoorns, een solotrompet, -viool of –fluit of twee of drie hobo's of blokfluiten. Elk werk bestaat uit drie contrasterende delen (snel-traag-snel), behalve het eerste, waar Bach een vierde deel aan toevoegde, in traditionele menuetvorm.
Hoewel ze op moderne instrumenten spelen, benaderen de muzikanten van het Combattimeno Consort vrij goed het klankideaal van een barokorkest. De balans is hierdoor niet altijd even perfect (de hoorns domineren bijvoorbeeld over de hobo's in het eerste concerto) maar over het algemeen bezit deze opname alle energie en charme van een 'authentieke' uitvoering. Zo geven de muzikanten elk concerto een ander elan mee: nogal zwaar en stevig in het zesde, licht in het vierde en virtuoos en met een rijke toon in het derde. De volle klank van dit laatste concerto, dat geschreven werd voor strijkorkest, zonder blazers, werd bereikt door de strijkerpartijen extra te bezetten, zodat de klank ronder en minder individueel overkomt. De rustieke, knetterende manier waarop een van trio's van het laatste deel van het eerste concerto gespeeld wordt, laat dan weer horen hoe dicht Bachs muziek bij zijn 'volkse' achtergrond kon staan. In het laatste middendeeltje zorgen twee hoorns en een trio hobo's enthousiast voor een authentieke 'jachtsfeer', die heel mooi afgewisseld wordt met de hoofse sfeer van het menuet waardoor het omsloten wordt. Hoewel er verschillende solisten op deze twee cd'tjes spelen, steelt niemand zoveel de show als trompettist Peter Masseurs in het tweede concerto, met zijn extreem hoge trompetpartij. Het verbaast dan ook niet dat zijn allerhoogste noten wat 'à la limite' klinken, maar hij mengt met een fijne, lichte toon wel erg goed met de strijkers. Jan Willem de Vriend interpreteert de soloviool op een strakke, afgemeten manier, die het ritme goed in de verf zet, maar soms wat aan melodische kracht verliest. Vooral het totale gebrek aan vibrato (een must bij barokmuziek, dat is waar maar toch) brengt soms weinig meerwaarde aan.
Dit zijn twee erg mooie cd's, die Bachs Brandenburgse concerti alle eer aandoen. De variatie die Jan Willem de Vriend in elk concerto kan aanbrengen zorgt voor een erg interessante opname, terwijl het enthousiasme waarmee de muzikanten deze muziek uitvoeren bijzonder veel sfeer brengt.
Meer over Johann Sebastian Bach
Verder bij Kwadratuur
Interessante links