De term "motet" is doorheen de muziekgeschiedenis onderhevig geweest aan aardig wat veranderingen. Waar het algemeen een compositie voor zangers betreft, heeft de term bij Johann Sebastian Bach de specifieke betekenis gekregen van begrafenismuziek. De man liet zes beroemde motetten na, die samen precies op een schijfje passen. Dat bemerkte John Eliot Gardiner al eerder, toen hij dertig jaar geleden een gewaardeerde opname maakte voor Erato. Ondertussen keert de dirigent terug naar de werken met een cd bij zijn eigen spraakmakende label Soli Deo Gloria, inmiddels getekend door tonnen meer ervaring en des te meer gefascineerd door deze werken die hij zelf tot Bachs beste rekent. Hoewel instrumentalisten zullen argumenteren dat weinig stukken bijvoorbeeld zo tijdloos zijn gebleken als de vioolsonates en –partitas of de cellosuites, vindt men in Bachs vocale werk de kiem van zijn kunstenaarschap, dat in belangrijke mate getekend was door het religieuze. Niet alleen de gewichtige aard van deze partituren, die tot stand kwamen vanuit een gevoel afscheid te moeten nemen van dierbaren, maar ook de Bijbelse ideeën die de existentiële kern vormden van Bachs levenswijze en bestaan (in navolging van Luther), vindt men in de zes motetten terug. Men zou deze partituren voor minder blijven in vraag stellen en proberen achterhalen wat ze vandaag nog betekenen. Dat is precies wat Gardiner, die ze als tiener leerde kennen en vrij snel volledig uit het hoofd kende, bij deze gedaan heeft.

De vele cantates die Bach naliet, lijken om diverse redenen aantrekkelijker dan de motetten. Niet zelden legde de componist via het instrumentele kader een troostrijk deken op de koorteksten, die nog niets van hun louterende waarde hebben verloren. De motetten, die hooguit een continuo-begeleiding meekregen, zijn vele malen naakter in hun opzet, maar het lijkt erop dat precies die vaststelling de componist heeft gestimuleerd om zeer inventief om te springen met het koor en de tot dan toe gekende mogelijkheden van het koorapparaat. Behalve kenmerkende vormelementen zoals omkeringen, allerhande fugatische ingrepen of specifieke akkoordische patronen drukte Bach zijn stempel op de motetten door er de extremen van de tekstexpressie in op te zoeken. Voortdurend maakt de componist het gezongene extra aanschouwelijk door woorden of zinnen uit te lichten, of te laten contrasteren met voorgaande frasen. Het verspringen van registers of repetitieve modules die door een groep worden herhaald als persisterend antwoord op wat een ander deel van het koor zingt, zijn slechts enkele voorbeelden van de rijkdom die men in de motetten terugvindt. Met acht partijen zijn dit hoe dan ook enorm virtuoze en complexe stukken, waarvan het te begrijpen is dat een analyticus als Gardiner er nooit op uitgekeken raakt.

In deze contreien beschikt men met Philippe Herreweghe over een uitstekend Bach-vertolker, die in zijn uitvoeringen tot een kruisbestuiving komt tussen de eeuwige rust en contemplatie van Bachs werken aan de ene en een inherente vitaliteit aan de andere kant. John Eliot Gardiner heeft daarentegen een meer theatrale visie op Bachs muziek, wat ook uit deze nieuwe opname blijkt. De begrafeniscontext verdwijnt enigszins naar de achtergrond en de dirigent stuwt koor en sporadisch participerende musici echt naar een lezing die alle muzikale weelde aan het licht brengt, en nergens blijft hangen in het oproepen van losse atmosferen. Niettemin begrijpt Gardiner als geen ander de emotionele geladenheid van deze partituren, die hij vanuit de tekst interpreteert en op die manier op een heel logische maar zeer emotionele wijze op cd weet te zetten. Het briljante Monteverdi Choir is daarbij nooit te vol van zichzelf: het uitstekend gekozen artwork wijst er nog een keer op dat de Bach-motetten, zelfs voor wie ze al meer dan een halve eeuw kent, een huzarenstuk blijven voor geoefende koorddansers. Op elk moment kan het de verkeerde kant uitslaan voor wat dynamiek, harmonie of verstaanbaarheid betreft. Alle duiding die Gardiner zelf bij deze opname voorziet, geeft echter aan dat de man weet waar hij mee bezig is. Waar velen zouden terugschrikken voor een live-opname van zowat het meest delicate repertoire uit Bachs oeuvre, oordeelt Gardiner dat het kan: ook de koorddanser voert zijn kunsten immers op onder het toeziend oog van een publiek. Er van uitgaande dat Gardiner geen fragmenten achteraf in de studio heeft heropgenomen, moet geoordeeld worden dat het perfecte concert nog altijd bestaat. Aansprakelijk is Sir John Eliot Gardiner. Gaudeamus igitur!

Meer over Johann Sebastian Bach


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.