De wetenschap staat niet stil: de mens leerde de voorbije decennia klonen, voert inmiddels de meest absurde operaties en transplantaties uit en maandelijks staan de kranten vol van nieuwe revoluties in de meest uiteenlopende wetenschapstakken. Het lijkt amper denkbaar dat de huidige eeuw geen grote mysteries meer aan het licht zal brengen, maar wat allicht nooit zal kunnen opgehelderd worden, is hoe Philippe Herreweghe omgaat met Bach. Onovertroffen was het 'Kyrie Eleison' waarmee hij zijn opname van Bachs 'Hohe Messe' op gang trok. De beweeglijkheid, de emotionele buitelingen, de grandeur en tegelijk intieme devotie: bij Herreweghe zijn het niet alleen de grootste paradoxen die aan elkaar raken, maar blijkt vooral dat hij magistraal de oneindige complexiteit van een gevoelsleven weet te vatten. Wees er maar zeker van dat zijn laatste Bach-opname niet toevallig "Trost" meekreeg in de titel: de dirigent weet hoe hij uit deze partituren iets kan laten opstijgen dat werkt als suiker op een kindermond. Een mens wordt simpelweg stil van de gloedvolle klank die de man met zachte hand uit zijn ensembles perst: alsof er collectief wordt gezongen in het kader van een diep religieuze zangstonde. Aan de andere kant overstijgen deze interpretaties moeiteloos de op God gerichte context waarin de werken tot stand kwamen. De teksten zelf herinneren dan wel aan de verantwoording die het nietig stukje mens aan de hogere macht moet afleggen, tegelijk spreekt er een mededogen uit dat voor een atheïst gerust evenveel betekenis kan hebben.
De ondertitel 'Leipzig Cantatas' dekt de lading van dit album goed. Er wordt gefocust op het eerste jaar dat Bach in de stad werkzaam was, en hij meteen wilde investeren in muziek om vieringen op te luisteren. Anders dan bijvoorbeeld Graupner of Telemann, die vele honderden cantates nalieten, wilde Bach telkens weer ander materiaal presenteren, dat in die mate sterk was dat het hem later in de gelegenheid stelde zaken te herwerken of bij te stellen. Waar een cantate uit het dozijn nooit later kan herkauwd worden, was Bachs input telkens weer zodanig doorwrocht dat er naar kon teruggegrepen worden. Precies dat verklaart waarom mensen als Masaaki Suzuki of John Eliot Gardiner met grote regelmaat deze enorme hoeveelheden muziek blijven opnemen: de schat aan schoonheid die er in vervat zit, is het immers meer dan waard om gedestilleerd te worden. Allen geschreven tussen eind juli en begin september van het jaar 1723, getuigen de vier cantates van een inspiratiegolf waar menig hedendaags componist om zou smeken. Waar bijvoorbeeld het verpletterende 'Wie zittern und wanken' uit 'Herr, gehe nicht ins Gericht mit deinem Knecht' (BWV 105) getuigt van een geniale (maar o zo eenvoudige!) vondst die een componist al onsterfelijk zou kunnen maken, rijgt Bach de invallen zonder problemen aan elkaar alsof het hem een lieve lust was.
Uiteraard is het niet uitsluitend Herreweghe waaraan men dit uur praal en pracht te danken heeft. De dirigent weet immers hoe hij zich moet laten omringen door uitgelezen volk: het Collegium Vocale Gent drukt nog steeds zijn stempel op het repertoire, door de partituur te vertolken alsof het koor vlak voor de opname van Bach zelve nog instructies heeft gekregen. Die vertrouwdheid kaatsen de solisten dan weer terug: sopraan Hana Blažiková is fris en kwetsbaar, alsook contra-tenor Damien Guillon. Peter Kooij's hobbelige bas en Thomas Hobbs' bewogen tenor vervolledigen het kwartet uitgekiende solisten, bij wie Bach in goede, tere handen terecht komt. Wat dirigent, orkest, koor en solopartijen tot slot met elkaar verbindt, is de liefde. Liefde voor Bach, voor wat Bach teweeg brengt, voor hoe Bach hen allen tot elkaar brengt in een moment van muzikale verstilling. Met open mond en keel stil worden vanbinnen: onder het toeziend oog van Philippe Herreweghe kan het. Zoals hij Bach doet, nee, zo doet geen tweede dat.