Zoals Brahms en Beethoven voor hem, wachtte ook de Finse componist Jean Sibelius tot hij de dertig voorbij was om aan een eerste symfonie te beginnen. Aan het begin van de twintigste eeuw, toen zijn eerste symfonie in première ging, had Sibelius echter al een aardige verzameling orkestmuziek geschreven, hoofdzakelijk symfonische gedichten rond Finse nationale thema's en legenden. Zijn symfonieën daarentegen zijn abstracter gedacht en doen geen beroep op koor of vocale solisten om een verhaal te vertellen. In de laatste uitgave van een integrale uitvoering van de zeven symfonieën van Jean Sibelius, stelt het London Symphony Orchestra en haar chef-dirigent Sir Colin Davis hier de eerste en vierde symfonie voor.
Sibelius' muziek heeft steeds grote voor- en tegenstanders gekend. Critici als Theodor Adorno of componist René Leibowitz namen geen blad voor de mond in het uiten van hun afkeer tegenover Sibelius' muziek. Voorstanders zeggen dan weer dat Sibelius als geen ander de ziel van het Finse volk kan blootleggen en wie de meeslepende en schitterende vertolkingen van zijn symfonieën en symfonische gedichten door Leif Segerstam en het Filharmonisch Orkest van Helsinki heeft gehoord, weet hoe sterk deze muziek kan klinken en hoe veel dirigent en orkest met weinig middelen kunnen vertellen. Colin Davis' uitvoering is klassieker en soepeler in zijn aanpak. Hij zorgt voor veel variatie in karakter en uitvoeringswijze bij deze twee symfonieën. Goede voorbeelden daarvan zijn bijvoorbeeld de speelse manier waarop het tweede thema in het openingsdeel van de eerste symfonie vorm gegeven wordt. In het langzame deel van dezelfde symfonie hoort men als het ware de natuur ontwaken – een perfecte illustratie van hoe weinig abstract deze muziek geïnterpreteerd wordt.
Waar Sibelius' eerste symfonie nog terugkijkt naar de grote voorbeelden uit de negentiende eeuw - Tchaikovski en Bruckner in de eerste plaats - is de vierde een veel meer persoonlijk werk. Dat Sibelius tijdens het componeren ervan behandeld werd voor keelkanker hoort men in het zoekende, troosteloze karakter van het werk en de haast ascetische manier waarop Sibelius met een minimum aan melodische en orkestrale middelen zijn symfonie uitvouwt. Ook in Colin Davis' uitvoering schijnt maar weinig licht, met een rotshard, vastbesloten uitgevoerd eerste deel en een finale, weliswaar in majeur, die meer op een soort van uitgeputte opluchting lijkt, geenszins een spontane of onschuldige uitdrukking van vreugde.
Men hoort de kwaliteit van het London Symphony Orchestra vanaf de eerste maten van deze cd, in de haast onhoorbaar stille passages (vooral in Sibelius' vierde symfonie) en die niet elk orkest gegeven zijn maar die Davis zijn muzikanten soepel laat uitvoeren. De typisch warme, gepolijste strijkers van dit orkest zorgen bovendien voor een heel sierlijke Sibelius. De mooie hobosolo in het scherzo van de vierde symfonie staat symbool voor de onschuldige, fijne interpretatie die aan dit deel gegeven wordt maar de overwegend fijne balans tussen de blazers wordt wat verstoord door het relatieve overwicht van de hoorns. De rest van de kopersectie klinkt echter gebald en grof genoeg voor Sibelius' muziek, die op bepaalde momenten dan ook uit zijn voegen mag barsten, zoals in het op Bruckner geïnspireerde scherzo van de eerste symfonie.
Dit is geen abstracte Sibelius maar muziek die zo beeldend mogelijk gehouden wordt en op vele plekken opvallend optimistisch en licht klinkt – ondanks het feit dat dit niet de meest vrolijke werken van de Fin zijn.
Meer over Jean Sibelius
Verder bij Kwadratuur
Interessante links