Hoewel het grootste deel van de cantates van J. S. Bach geschreven werd voor de zondagen en andere religieuze feestdagen van het kerkjaar, heeft hij ook cantates gecomponeerd voor een aantal bijzondere gelegenheden zoals bruiloften, herdenkingsmissen, koninklijke verjaardagen en begrafenissen.
De eerste cantate op deze cd, 'Lass, Fürstin, lass noch einen Strahl', schreef Bach op bestelling van de Universiteit van Leipzig, ter herdenking aan de koningin van Polen. 'Lass, Fürstin' is een vrij lange cantate (de twee cantates duren zestig minuten, waarvan deze bijna veertig minuten in beslag neemt), en is dan ook voor een vrij uitgebreide bezetting geschreven: orkest, vier vocale solisten, koor en verschillende instrumentale solisten. Wie alleen maar trieste, trage muziek verwacht zal echter verrast zijn door de brede waaier aan emoties die Bach in zijn muziek weergeeft. In het eerste koorstuk klinken de uitroepen "Lass, Fürstin" bijna als een smeekbede, en draagt het trage tempo bij tot een sfeer van rouw en triestheid terwijl de iets vlottere sopraanaria 'verstummt, ihr holden Saiten!' met bijna aggresieve sprongen in de zanglijn en plotse, verrassende modulaties al de machteloosheid en verontwaardiging weergeeft van de mensen die achtergelaten blijven. De stuwende violen onder het alt-recitatief en de bijna dansende ritmes en zoete, melodieuze lijnen van de aria die erop volgt, roepen op heel lijfelijke wijze de gedachten aan het hiernamaals op, en wie alleen de melodie hoort zou nooit raden dat het over de dood gaat. Ook de twee volgende koorstukken wisselen af van het eerste trage en droeve stuk, en het grootse slotkoor 'Doch, Königin! du stirbest nicht' klinkt - geheel volgens de protestantse gedachtengang - eerder als een triomf over de dood dan als een afscheid.
Bach toont een andere, meer bescheiden kant van zijn schrijfstijl in de tweede cantate 'Aus der Tiefen rufe ich, Herr, zu dir'. De tekst is de Duitse vertaling van Psalm 130, beter bekend als 'De Profundis'. Over de oorsprong van deze cantate is helaas weinig bekend, maar hij contrasteert met een bescheiden bezetting en meer ingetogen muziek met de eerder extroverte 'Lass, Fürstin'. De vrij kleine instrumentale bezetting (hobo, viool, twee altviolen, fagot en basso continuo) en de solistische schrijwwijze van Bach verlenen zowel een heel intiem karakter als een heel doorvoelde expressie aan deze cantate. De tempi in deze cantate zijn overwegend traag, en Bach toont zich met een perfecte verweving van de verschillende stemmen in een complex weefsel eens te meer als de ware grootmeester van het contrapuntisch schrijven. Bijzonder mooi is het tweede stuk van deze cantate: een arioso voor solo bas met koor en obligate hobo, waarin de solist zich rechstreeks tot God went en vraagt wie erover zou blijven wanneer elke zonde toegerekend zou worden. De mooie dialoog tussen de diepe, doorvoelde bas en de hoge, glasheldere hobo en de discrete tussenkomst van koorstemmen geven het stuk een eerlijk, onpretentieus gevoel dat alleen Bach op zo meesterlijke wijze in muziek kan zetten.
'Funeral Cantatas' is in se geen triestige muziek, maar vooral muziek die bedoeld was om een lichtje in het donker te bieden aan de luisteraar, en daarin is Bach zeker geslaagd. Een mooie, heel correcte uitvoering van twee schitterende werken.
Meer over J. S. Bach
Verder bij Kwadratuur
Interessante links