Het is niet overdreven te stellen dat zowat alles wat koordirigent Hans-Christoph Rademann de voorbije jaren aanroerde, terstond in goud veranderde. Gaande van moderne muziek van Arvo Pärt of Ernst Krenek tot de oude klassieken waaronder Bach, Buxtehude en tevens de veel meer recente Mendelssohn, Reger en Bruckner: Rademann liet op al deze componisten een intrigerend en intens licht schijnen, waardoor zijn uitvoeringen steevast indringend, energiek en tegelijk doordrongen van een grote fijnzinnigheid werden genoemd. Momenteel werkt Rademann aan een cyclus die het oeuvre van Heinrich Schütz wil omvatten. Deze 'Italienische Madrigale' is het tweede deel uit een reeks waarvan ook al het derde te koop wordt aangeboden, hoewel dat pas in november dit jaar zal verschijnen.

Rademann is met zijn tactvolle aanpak een uitstekend interpreet voor de hoofdzakelijke religieuze muziek van Heinrich Schütz. Deze 17e-eeuwse componist legde de kiemen voor de luthers-protestantse leer waarin ook Bach zijn vocale werken zou inbedden, maar de 'Italienische Madrigale' zijn niet bepaald Duits georiënteerd. Deze madrigalen zijn Schütz' eerste volledig bewaard gebleven boek en tonen duidelijk de invloed van 's mans belangrijkste leermeester Gabrielli, de gevierde Venetiaan die zijn laatste adem ongeveer uitblies toen Schütz aanstalten maakte om terug uit Ventië te vertrekken na daar iets meer dan een jaar in de leer te zijn gegaan. Ook aan Monteverdi ontleende Schütz tijdens zijn Venetiaanse periode veel compositorische technieken, die hij integreerde met zijn bijzondere interesse voor de Vlaamse polyfonisten van een groot aantal generaties daarvoor – een studie die de componist dichter bij de puurheid van de menselijke stem moest brengen. Duitsland kreeg met Schütz dus een soort synthese-figuur, die in het begin van zijn leven een enorme vormelijke progressie doormaakte, om later in zijn drie passies een meer bedaarde toon te vinden. De 'Italienische Madrigale' vormen binnen Schütz' oeuvre echter een grote uitzondering: ze pulseren stukken meer dan de oer-Duitse waardigheid van zijn latere werken, omwille van de sterk Italiaanse inhoud van de teksten, waarin de liefde in al haar glorie zowel als haar bitterheid bezongen wordt.

Interessant is dat pas een andere interpretatie van deze 'Il primo libro de Madrigali' (SWV 1-19, Opus 1) opnieuw verscheen. Dat in de prestigieuze Harmonia Mundi Gold-serie, waarmee het label haar belangrijkste opnames van de voorbije jaren opnieuw onder de aandacht brengt. De interpreten van die eerdere opname waren het Cantus Cölln en dirigent Konrad Junghänel, die er samen voor kozen de profane inslag van deze liederen extra aan te dikken. Het koor speelde constant met effecten en de vooruitstrevendheid van deze muziek kwam perfect tot uiting dankzij de weinig discrete balansverschillen waaraan Junghänel zich waagde. In vergelijking met die opname is Rademann evenwichtiger en soberder, een aanpak die resulteert in een meer heldere interpretatie, die helaas aan sprankeling moet inboeten. De 'Italienische Madrigale' hebben immers baat bij de meer Dionysische escapades van Junghänel, die met zijn uitstekende koor een extreem genuanceerde opname afleverde.

Deze interpretatie heeft dan weer het voordeel een betere klank te hebben, alsook is de uitgave degelijk gedocumenteerd. De hoes laat echter te wensen over: label Carus Verlag, gespecialiseerd in het drukken van partituren, loopt tien jaar achter op de huidige tendensen naar vormgeving toe. Finaal moet deze cd echter beoordeeld op zijn intrinsieke kwaliteiten: een goede opnamebalans, een sobere, evenwichtige Schütz-lezing en een die quasi perfect klinkt dankzij de schitterende stemmen van het Dresdner Kammerchor, die nog aan warmbloedigheid winnen dankzij Rademanns poëtische suggesties. Hoewel iets meer vocaal jolijt deze muziek naar een nog hoger plan had kunnen tillen.

Meer over Heinrich Schütz


Verder bij Kwadratuur

Interessante links
Agenda
Concertagenda
  • Geen concerten gevonden.