Al lijkt het soms anders, toch is 2006 niet enkel een Mozartjaar. Behalve de Oostenrijkse meester wordt ook de nog levende Duitse componist Hans Werner Henze gevierd en dit ter ere van diens tachtigste verjaardag. Henzes oeuvre blinkt vooral uit omdat het niet in één vakje te plaatsen is. Dat hij over de in de twintigste eeuw vaak zo enge stijlgrenzen durft kijken en er toch steevast zijn eigen ding mee doet, bewijst deze Naxos-cd waarop zijn oeuvre voor gitaar centraal staat. Naast twee werken voor sologitaar bevat hij ook werk voor zang en gitaar, voor altviool en gitaar, en voor fagot, gitaar en strijktrio.
De cd opent met 'Royal Winter Music', Henzes tweede gitaarsonate. Voor de drie delen baseert hij zich op karakters uit stukken van William Shakespeare: Sir Andrew Aguecheek (Twelfth Night), Bottom's Dream (A Midsummer Night's Dream) en Mad Lady Macbeth (Macbeth). Henzes harmonische wereld lijkt tonaal gebaseerd, maar is toch gekruid met verrassende harmonieën. In de krachtige opening van Mad Lady Macbeth kiest hij resoluut voor dissonanten, om zo de waanzin van Lady Macbeth extra kracht te geven. Bottom's Dream heeft dan weer alles wat een langzaam middendeel moet hebben: zweverige harmonieën, melodische eenvoud en terugkerende stiltes creëren een heerlijk gevoel van tijdloosheid. 'Drei Tentos', het andere werk voor solo gitaar, dateert uit 1958. Terwijl in de buitendelen Henzes gevoel voor lyrische verfijning onmiskenbaar aanwezig is, valt in het 'Allegro rubato' de invloed van het modernisme te bespeuren in de onregelmatige ritmes en de melodische compactheid. 'Drei Fragmenten nach Hölderlin', voor zang en gitaar, komt uit dezelfde cyclus. De moeilijke melodieën vol onvoorspelbare intervallen worden prima vertolkt door de jonge tenor Colin Balzer, wiens timbre soms misschien net iets te scherp klinkt. Henze combineert die soms bijna atonale vocale wereld met een gitaarpartij die qua sfeer eerder de tonale kant uitkijkt. Net als in de beide solowerken valt de dynamische beheersing en de ritmische precisie van gitarist Franz Halász op. Na de rapsodische 'Selbst- und Zwiegespräche' voor altviool, gitaar en piano zijn de 'Neue Volkslieder und Hirtengesänge', waarmee de cd afsluit, zowel verrassend als charmant: verrassend door de bizarre bezetting (fagot, gitaar en strijktrio), charmant omdat Henze er perfect in slaagt om zeven Oostenrijkse volksliederen in een twintigste-eeuws jasje te steken zonder dat ze hun karakter verliezen.
Een prima cd, waarmee Naxos nog maar eens minder bekende maar waardevolle muziek in de aandacht brengt.
Meer over Hans Werner Henze
Verder bij Kwadratuur
Interessante links